vrijdag 13 juli 2012

Evolutie lonen

De evolutie van de lonen en prijzen is de maatstaf bij uitstek om de onrechtvaardigheid aan te tonen van het eerste dividend van 6% bij de Nationale Bank aan te tonen.
 
Eerder haalde ik al de evolutie van de lonen van onze mijnwerkers aan om het gigantische verlies aan koopkracht van de Belgische frank te illustreren.
Dankzij een artikel in Knack van 11 juli 2012 (pagina 34) kan ik mijn gegevens verder updaten, het loon van een mijnwerker evolueerde in de tweede helft van de negentiende eeuw als volgt:
in 1849 verdiende een mijnwerker 451 frank per jaar; in 1855 was het loon van een mijnwerker gestegen tot 744 frank per jaar; in 1873 ontving een kompel 1.353 frank per jaar; in 1883 was het jaarloon van een kolendelver gezakt tot 1006 frank; in 1886 was het loon van een mijnwerker verder gedaald tot 783 frank per jaar.
De daling van het inkomen van de arbeiders zal in 1886 uiteindelijk leiden tot zware onlusten met onder andere +/- twintig doden in en rond Charleroi.
Belgische kamerleden omschreven de gebeurtenissen als "een crisis ten gevolge van de overvloed".

In de loop der jaren zal het jaarloon van een mijnwerker stijgen met een factor tweeduizend, dat van de gouverneur van de Nationale Bank met een factor 1.300 terwijl voor de aandeelhouders van de NBB het dividend van 60 frank uit 1850 vandaag nog steeds zestig frank bedraagt!!!!!
De wedde van de gouverneur steeg niet zo sterk als dat van een arbeider omdat de gouverneur in 1850 met een jaarwedde van 18.500 frank (veertig maal het loon van een mijnwerker) al rijkelijk betaald werd.
Sinds 1850 konden zowel de gouverneur van de NBB als de gewone arbeiders hun situatie fors verbeteren, enkel de aandeelhouders van de NBB moesten om één of andere reden 99,9% van hun koopkracht inleveren.

maandag 9 juli 2012

Nuchtere cijfers bis!

Pas de nuchtere cijfers van professor Janssens toe op de goudprijs en je zult merken dat de goudprijs nog steeds onder zijn waarde uit 1914 noteert.
De 1.076 ton goud, die de NBB verkocht om België kunstmatig in de euro te loodsen, werd zodoende in werkelijkheid dus met een zwaar verlies verkocht.
In plaats van een verlies acteerde men echter een niet-bestaande meerwaarde.
De enorme fictieve meerwaarde werd vervolgens in de Schatkist gedumpt om de Belgische Staatsschuld kunstmatig te drukken.
Daarom horen meerwaarden op lange termijn niet belast te worden.
Het betreft immers geen echte meerwaarde doch een compensatie voor het opgelopen koopkrachtverlies!

Nuchtere cijfers!

Volgens de cijfers van professor Valey Janssens verloor de Belgische frank tussen 1914 en 1975 niet minder dan 98,5% van zijn waarde.
Zoals we allemaal weten trad er sinds 1975 er niet veel beterschap op.
Het eerste dividend van 60 frank voor de aandeelhouders van de NBB bleef echter heel stabiel op 60 frank.
In 1975 zou dat dividend, volgens de cijfers van professor Janssens, echter reeds op 4.000 frank (100 euro) moeten gestaan hebben om koopkracht neutraal te zijn.
Die stijging van 60 naar 4.000 frank (anno 1975) is geen winst, het gaat enkel over behouden wat het was.
Verreken vervolgens de inflatie tussen 1975 en heden en je zult zien dat mijn eis van een eerste dividend van 600 euro per aandeel absoluut geen overdrijving is.
Bij dit alles is het cruciaal dat U rekening houdt met het feit dat men bij de oprichting van de NBB in 1850 geen rekening hield met inflatie!
Inflatie bestond niet en het was de primordiale taak van de NBB om de koopkracht van de frank te verzekeren.

Professor Valery Janssens over inflatie in 1976

Herinneren wij eraan dat, op basis van het officiële goudgewicht van de geldeenheid, honderd franken van voor de Eerste Wereldoorlog in september 1944 overeenstemden met 1.431,82 frank.

Uitgedrukt in goud was de frank derhalve ruim 14maal minder waard dan in 1914; na 18 december 1971 bedroeg de verhouding 1.589,60 frank, rekening houdend met de devaluatie uit 1949.
Sedert de opheffing van de Londense goudpool in maart 1968 en meer nog sedert de volledige afschaffing, op 15 augustus 1971, van de laatste mogelijkheid tot inwisseling van de frank in goud tegen de officiële parikoers via de dollar, is de wettelijke goudwaarde van de frank een zuivere fictie geworden, die alleen nog betekenis heeft voor de vaststelling van de internationale geldpariteiten.

De vrije goudprijs onderging in de meest recente periode een aanzienlijke stijging (van 66.795 frank in juni 1968 naar 192.575 frank in juni 1975), die andersom kan worden gezien als een waardevermindering van de frank tegenover het goud.

De koopkracht van de frank, of zijn werkelijke waarde, kan worden gemeten met de indexcijfers van de goederenprijzen.
De weerslag van de twee wereldoorlogen had tot gevolg dat het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen op basis 1914 = 100 steeg tot 2.862 in 1948, met andere woorden een consumptiekorf die men in 1914 nog 100 frank betaalde, kostte in 1948 maar liefst 2.862 frank.
In de daaropvolgende vredesperiode verdubbelde het indexcijfer opnieuw in een kwarteeuw wat betekent dat de frank opnieuw de helft van zijn waarde inboette; de consumptiekorf van honderd frank in 1914 kostte in juni 1974 maar liefst 5.897 frank en steeg in juni 1975 maar liefst tot 6.635 frank.
Dat proces heeft in de jongste periode een onrustwekkende snelheid aangenomen.

(Uit: De Belgische Frank pagina 421-422)

maandag 2 juli 2012

Internationaal colloquium NBB

Op donderdag 11 en vrijdag 12 oktober organiseert onze NBB een internationale conferentie over de financiële risico's binnen het financiële systeem.

Ik heb mij zojuist ingeschreven, een ruime delegatie groene petten zou meer dan wenselijk zijn.

Inschrijven op www.nbb.be onder evenementen!