maandag 9 juli 2012

Professor Valery Janssens over inflatie in 1976

Herinneren wij eraan dat, op basis van het officiële goudgewicht van de geldeenheid, honderd franken van voor de Eerste Wereldoorlog in september 1944 overeenstemden met 1.431,82 frank.

Uitgedrukt in goud was de frank derhalve ruim 14maal minder waard dan in 1914; na 18 december 1971 bedroeg de verhouding 1.589,60 frank, rekening houdend met de devaluatie uit 1949.
Sedert de opheffing van de Londense goudpool in maart 1968 en meer nog sedert de volledige afschaffing, op 15 augustus 1971, van de laatste mogelijkheid tot inwisseling van de frank in goud tegen de officiële parikoers via de dollar, is de wettelijke goudwaarde van de frank een zuivere fictie geworden, die alleen nog betekenis heeft voor de vaststelling van de internationale geldpariteiten.

De vrije goudprijs onderging in de meest recente periode een aanzienlijke stijging (van 66.795 frank in juni 1968 naar 192.575 frank in juni 1975), die andersom kan worden gezien als een waardevermindering van de frank tegenover het goud.

De koopkracht van de frank, of zijn werkelijke waarde, kan worden gemeten met de indexcijfers van de goederenprijzen.
De weerslag van de twee wereldoorlogen had tot gevolg dat het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen op basis 1914 = 100 steeg tot 2.862 in 1948, met andere woorden een consumptiekorf die men in 1914 nog 100 frank betaalde, kostte in 1948 maar liefst 2.862 frank.
In de daaropvolgende vredesperiode verdubbelde het indexcijfer opnieuw in een kwarteeuw wat betekent dat de frank opnieuw de helft van zijn waarde inboette; de consumptiekorf van honderd frank in 1914 kostte in juni 1974 maar liefst 5.897 frank en steeg in juni 1975 maar liefst tot 6.635 frank.
Dat proces heeft in de jongste periode een onrustwekkende snelheid aangenomen.

(Uit: De Belgische Frank pagina 421-422)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten