zaterdag 25 februari 2012

1926

Bij de operatie in 1926 hoorde ook een aandelensplit in drie en sommige mensen grijpen dit aan om vragen te stellen bij mijn berekeningen van het eerste dividend van 60 frank uit 1850.

De incorporatie van de reserves en de split was echter vooral een compensatie voor de privé aandeelhouders voor het feit dat de Staat vanaf dat moment recht kreeg op een substantieel van de activa van de NBB in het geval de NBB het emissierecht zou verliezen of zelf zou beslissen om in vereffening te gaan.

Verder bleef de nominale waarde per aandeel gelijk aan de waarde uit 1850 en zou het overgrote deel van het koopkrachtverlies pas na de operatie uit 1926 plaatsvinden.

Tot slot ben ik, zoals iedereen weet, een bijzonder gematigd man. Mijn vraag om het dividend van 60 frank uit 1850 op te trekken naar minimaal 600 euro per aandeel houdt in feite toch rekening met die split in drie. Immers:
-600 euro komt overeen met 24.000 frank of 400 keer 60 frank.

-Als we kijken naar de verloning van de gouverneur van de NBB stellen we vast dat de 18.500 frank uit de jaren 1850 steeg met een factor 1.300.

-Als we het dividend van 60 frank uit 1850 vermenigvuldigen met 1.300 komen we uit op 78.000 frank of 1.933 euro per aandeel. Deel 1.933 door 3 en je komt met 644 euro aardig dicht in de buurt van dat minimum van 600 euro waar ik telkens weer naar verwijs.

In mijn komende bijdragen zal ik uitweiden over de reden waarom de goudvoorraad van de NBB op een gegeven moment zo groot werd, op een moment dat de aandelen van de NBB nog voor de volle 100% in handen waren van privé aandeelhouders.

Het goud van de NBB is zonder enige twijfel eigendom van de NBB. Dankzij de operatie uit 1926 werd de Staat onrechtstreeks eigenaar van +/-75% van de activa van de NBB. Geschiedenisvervalsers hebben daar achteraf 100% van gemaakt!

Het kapitaal van de NBB!

In 1850 wordt de NBB opgericht 25.000 aandelen van 1.000 frank worden uitgegeven;

In 1873 volgt er een kapitaalverhoging met 25 miljoen door uitgifte van 25.000 aandelen, vanaf dat ogenblik bestaat het kapitaal uit 50.000 aandelen;

In 1926 volgt er een kapitaalverhoging tot 200 miljoen frank die als volgt wordt doorgevoerd:
1.incorporatie van de reserves ter waarde van 50 miljoen frank;
2.herwaardering van de vaste activa ter waarde van 50 miljoen frank;
3.openbare uitgifte van 50.000 nieuwe aandelen tegen 1.500 frank per aandeel.

Tot de operatie uit 1926 waren alle activa van de NBB eigendom van de privé aandeelhouders en kreeg de Staat enkel haar deel in de winst. Vanaf 1926 zou de Staat echter ook recht hebben op een deel van de activa indien de NBB in vereffening zou gaan. Bij die operatie wordt trouwens ook het principe ingevoerd dat het reservefonds moest uitgekeerd worden in het geval de NBB het emissierecht zou verliezen. Dit kwam er op initiatief van de Staat die zich wilde verzekeren van het feit dat zij haar deel van de koek zou krijgen in het geval de privé aandeelhouders van de NBB er mee zouden ophouden. 74 jaar later zou deze verzekering voor de Staat in het voordeel van de privé aandeelhouders spelen en moest er gesjoemeld worden om dit te verhinderen.

woensdag 22 februari 2012

Geen impact op dividend Nationale Bank.

Onderstaand artikel uit “De Tijd” van de heer Wouter Vervenne.

Geen impact op dividend Nationale Bank.

De centrale banken van de eurozone zullen indirect een bijdrage leveren tot de schuldverlichting van Griekenland. Maar die bijdrage heeft geen negatieve invloed op het dividend van de Nationale Bank. Sommige centrale banken zullen wellicht winst boeken op de Griekse staatsobligaties die ze hebben gekocht tegen een prijs die lager was dan de nominale waarde. De eurolanden hebben beloofd dat ze tot 2020 geboekte winsten zullen doorsluizen naar Athene. De Nationale Bank merkt op dat de centrale banken in tegenstelling tot private beleggers als banken en verzekeraars geen afschrijvingen boeken op Griekse obligaties. Het dividend van de Nationale Bank is afhankelijk van de opbrengst van de statutaire portefeuille. Aangezien de Griekse obligaties in de portefeuille jaren werden gekocht, kan de Nationale Bank daarop geen kapitaalwinsten boeken en daarom kan zij ook geen winsten afstaan. De lopende inkomsten van Griekse obligaties blijven onverminderd opbrengsten van de statutaire portefeuille.

dinsdag 21 februari 2012

Goud!

In mijn eerdere berichten rekende ik uit wat de exacte waarde was van duizend frank, de prijs voor een NBB aandeel, in 1850.

Op dat ogenblik was:
1.000 frank gelijk aan 4,5 kilogram zilver of 290 gram goud.

Aangezien zilver sindsdien zijn monetaire rol verloor is vandaag uiteraard enkel de goudprijs relevant. En die prijs bleef gedurende meer dan 60 jaar gelijk.

Ga even mee naar het Gedenkboek 1865-1965 van de ASLK op pagina 195-196:
"De officiële prijs van een kilogram goud, die in 1914 slechts 3.444,44 frank bedroeg, steeg tot 23.899,32 frank in 1926 en tot 33.193,50 frank na de devaluatie van 1935. Met de Tweede Wereldoorlog zou hij opnieuw de hoogte ingaan en wel tot 49.318,07 frank in 1944 en vijf jaar later was hij 56.263,85 frank geworden. Wanneer wij schrijven over een stijging van de officiële goudprijs moet daaronder verstaan worden dat het geld aan koopkracht verloren had. Nu eens vlugger, dan weer trager heeft dit verschijnsel zich door de eeuwen heen voorgedaan. Ten tijde van Karel de Grote kocht men voor aan gram goud de hele wereld."

Die laatste opmerking laten we voor rekening van de auteur doch ze getuigt van een tomeloos respect voor de stabiliteit van het goud.

Voor mijn neus heb ik hier een officieel borderel voor de aankoop van 8 kilogram goud liggen gedateerd op 20 december 1967. Het borderel vermeldt dat er acht kilogram goud verkocht werden aan de klant voor 58.500 frank per kilogram.

Wat leren we hieruit?
Tussen 1835 en 1914 bleef de goudprijs stabiel op 3.444 frank per kilo;
in 1926 steeg de goudprijs tot 23.899 frank;
in 1935 noteerde de goudprijs 33.193 frank;
in 1944 bedroeg de goudprijs 49.318 frank;
in 1949 was de prijs gestegen tot 56.263 frank;
in 1969 was de goudprijs slechts licht gestegen tot 58.500 frank per kilogram.

Doordat Nixon op 15 augustus 1971 de poort van de monetaire hel opendraaide staat de goudprijs op dit moment op 1.727.758 frank of 1.728 frank per gram.

Gaan we terug naar 1850, toen een NBB aandeel 290 gram goud waard was, en we herberekenen dat vandaag dan komen we tot de volgende waarde voor een NBB aandeel:
290 gram goud maal 1.728 frank 12.422 euro per aandeel.

Als we dan de werkelijke waarde van een NBB aandeel in gedachte houden en we daarbij rekening houden met het feit dat de voorbije decennia de NBB reserves geplunderd werden, ten belope van meer dan 25.000 euro per aandeel, dan voelt een belegger aan dat de goudprijs nog een forse inhaalbeweging te goed heeft.

Koopkracht!

In 1850 kostte één NBB aandeel dus 27 mijnwerkersmaandlonen.

Per dag verdiende een mijnwerker destijds 1,42 frank.

Het eerste dividend van 60 frank per aandeel vertegenwoordigde zodoende 42 daglonen.

Dat dividend bedroeg vorig jaar nog steeds 60 frank.
Hoeveel daglonen vertegenwoordigt 1,5 euro heden ten dage in België?

5 mei 1850

Met de wet van 5 mei 1850 was de oprichting van de Nationale Bank van België een feit.

Er werden 25.000 aandelen van 1.000 frank uitgegeven.

Een kapitaal van 25 miljoen en aandelen van duizend frank, vandaag lijkt het een peulschil doch in 1850 was zulks niet weggelegd voor Jan Modaal.

Om jullie een idee te geven: een mijnwerker, de best betaalde arbeider, verdiende in 1849 welgeteld 451 frank per jaar of een goede 37 frank per maand. (Gedenkboek 1865-1965 ASLK pagina 65)

Een NBB aandeel stond in 1850 dus gelijk met 27 maandlonen voor een mijnwerker.
Vandaag verdienen de best betaalde arbeiders per maand bruto meer dan de kostprijs van een NBB aandeel.

De Bank, de frank en de euro

Anderhalve eeuw Nationale Bank van België
Erik Buyst, Ivo Maes, Walter Pluym, Marianne Danneel

Zoals jullie gemerkt hebben, komt heel wat informatie uit hoger vermeld boek dat geschreven werd naar aanleiding van de 150ste verjaardag van onze NBB

Het is zonder meer een schitterend werk opgesmukt met prachtige foto's, documenten en grafieken. Voor de mensen die geïnteresseerd zijn in het NBB dossier en de geschiedenis van ons geld is dit boek zonder meer een must.

Het boek werd uitgegeven bij Lannoo

ISBN 90 209 62558
NUR 793
D/2005/45/460

http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/anderhalve-eeuw-nationale-bank-van-belgie/1001004002633328/index.html#product_secondhand

Als ik zie welk een gigantisch verslag over de economische en financiële ontwikkeling de NBB dit jaar kwistig uitdeelt aan Jan en Alleman kunnen ze misschien dit prachtige boek schenken aan de aandeelhouders die de moeite doen om de algemene vergadering bij te wonen.

Walthère Frère-Orban (1812-1896)

Frère-Orban kende zijn politieke doorbraak tijdens het Liberaal Congres van 1846. In de regering Rogier (1847-1852) werd hem eerst de ministerportefeuille van Openbare Werken en daarna die van Financiën toevertrouwd. Als doctrinair liberaal was hij ervan overtuigd dat de Staat ordenend moest optreden zodra de vrije markteconomie in botsing kwam met het Algemeen Belang. Met de oprichting van de Nationale Bank in 1850 creëerde hij een centraal instituut dat de disconto- en emissieactiviteiten van de Generale Maatschappij en de Banque de Belgique overnam. Toen hij in 1857 opnieuw minister van Financiën werd, richtte hij in 1860 het Gemeentekrediet op en in 1865 de ASLK. Frère Orban geldt dan ook als één van de grondleggers van de financiële structuur van de jonge Belgische natie.
(De Bank, de frank en de euro pagina 35)

Hoeveel keer minister Frère-Orban zich de jongste jaren omgedraaid heeft in zijn graf is moeilijk te berekenen doch als we zien wat zijn opvolgers aangericht hebben bij de het Gemeentekrediet, de ASLK en met de reserves van de NBB zal dat meerdere keren per dag geweest zijn.

De lessen uit 1848!

Tijdens de grote crisis van 1848 was het duidelijk geworden dat er nieuwe wegen uitgestippeld dienden te worden. Als een commerciële bank als de Generale tracht zijn rechtstreekse concurrent kopje onder te duwen, door massaal papiergeld van die concurrent ter verzilvering aan te bieden, tijdens een moment van crisis komt uiteraard heel het systeem van het papiergeld op losse schroeven te staan.

Het systeem van het papiergeld is trouwens op één enkele peiler gebouwd, die peiler noemt "vertrouwen". Deze regel geldt vandaag nog meer dan vroeger omdat het hedendaagse papiergeld, in tegenstelling tot het verleden, niet meer gedekt wordt door goud, zilver of andere activa. Het hedendaagse papiergeld wordt enkel nog gedekt door het vertrouwen in de kunde en de onfeilbaarheid van de politiek benoemde centrale bankiers en hun broodheren.

Na de crisis van 1848 drong de oprichting van een centrale bank zich op. Deze centrale bank zou het Algemeen Belang laten voorgaan op winstmaximalisatie. De centrale bank zou ingeval van crisis deze crisis onder controle moeten brengen in plaats van extra geld te verdienen door de crisis te verergen of concurrenten uit te schakelen.

Zonder enige twijfel dient de uitspraak van Frère Orban, "we richten een Nationale Bank op voor het Algemeen Belang en niet om privé aandeelhouders te verrijken", in deze optiek gezien te worden. Die uitspraak van Frère Orban werd de jongste decennia misbruikt om de onteigening zonder compensatie van de privé aandeelhouders goed te praten doch dit was geenszins de bedoeling van Frère Orban!

De privé aandeelhouders dienden op een correcte manier vergoed te worden en zij moesten verhinderen dat kortzichtige politici de reserves van de Nationale Bank zouden plunderen.

De geschiedenis van de jongste decennia heeft geleerd dat de privé aandeelhouders niet alert genoeg geweest zijn om de plundering van de NBB reserves te verhinderen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de NBB in handen van politici en bankiers die heel andere belangen voor ogen hadden dan het Algemeen Belang. Het grootste deel van de NBB reserves werd in de bodemloze put van de Belgische Schatkist gedumpt, een misdaad zonder weerga tegen het Belgische volk in het algemeen en de privé aandeelhouders van de NBB in het bijzonder.

zondag 19 februari 2012

Discontopolitiek

Een instrument van de monetaire politiek van de centrale bank. De discontopolitiek gaat uit van het principe dat de banken, indien zij liquide middelen nodig hebben voor nieuwe kredietverlening, de in hun bezit zijnde wissels moeten verdisconteren (verkopen of belenen) bij de centrale bank (wisseldisconto). Door de berekening van een hoger disconto- of beleningstarief worden de banken gedwongen een hogere interest aan hun kredietnemers te berekenen waardoor de kredietexpansie wordt geremd. Deze zuiver technische relatie is thans in de meeste lande niet meer zo eng als weleer. Desondanks is er een traditionele band blijven bestaan tussen de rente die de banken hun cliënten voor kredieten in rekening brengen en de tarieven van de centrale bank. De officiële discontovoet zou men de spil van het gehele gamma van intrestvoeten kunnen noemen. Bij de manipulatie van de discontovoet laten de centrale banken zich vooral leiden door de beschouwingen die te maken hebben met de interne conjunctuurtoestand, de betalingsbalanssituatie en de verschillen in intrestpeil in de belangrijkste financiële centra. Hoge discontovoeten zijn een teken van duur geld, lage discontovoeten wijzen in de tegenovergestelde richting: goedkopere en ruimere kredietverlening.

In België heeft d eofficiële discontovoet in de jaren tachtig een grotendeels symbolische betekenis gekregen en fungeert vooral de rente op schatkistpapier als belangrijkste instrument van monetaire politiek van de NBB. Sinds mei 1985 heeft de NBB de wijze van vastlegging van de discontovoet gewijzigd. De discontovoet wordt sindsdien in principe wekelijks bepaald op basis van de, daags voordien van kracht zijnde, rente voor schatkistcertificaten met een looptijd van drie maanden.
(Winkler Prins "discontopolitiek")

Disconto

De term "disconto" is al verschillende keren gevallen en dat zal in de nabije toekomst nog dikwijls gebeuren.

Disconto: van het Latijn dis = uiteen-, naar verschillende kanten en het Italiaans conto = rekening:
een vorm van renteverrekening bij kredietverlening die van de echte rente verschilt doordat het disconto niet aan het einde van het krediet wordt verrekend doch aan het begin ervan. Het te verrekenen disconto wordt dus in mindering gebracht op het als lening te verstrekken bedrag.
(Winkler Prins: disconto)

zaterdag 18 februari 2012

De grote crisis van 1848

Men mag aannemen dat het in feite "slechte" spaarders weren die vooral sinds de financiële paniek van 1838-1839 de beleggingen in industriële effecten wantrouwden den een veilige schuilplaats zochten voor hun kapitalen. Zij meenden het gevonden te hebben in de spaarkas maar zij hadden ook het voornemen om bij het eerste alarm hun tegoeden op te eisen. Dit gebeurde tijdens de grote crisis van 1848. Wat is er in 1848 gebeurd opdat zoveel mensen, tot dan toe vol zelfvertrouwen, plots de grond onder hun voeten voelden wegzinken? Wat zich voordeed was de meest schrikwekkende crisis van de XIXe eeuw of liever een reeks van crisissen verschillend van oorsprong en van aard, midden een periode van algemene depressie.

Een economische crisis: In een jaar tijd daalde de productie van gietijzer met een derde. Te Couillet werkte nog één enkele hoogoven op zeven. De textielnijverheid werd vanaf 1835 door de Engelse concurrentie eenvoudig verpletterd: de uitvoer van Vlaams lijnwaad daalde van 4.600 ton in 1835 tot 1.400 ton in 1848. In de wegkwijnende Vlaamse vlasnijverheid werden meer dan 500.000 mensen getroffen in hun werkgelegenheid en inkomen.

Een sociale crisis: De schamele lonen van 1846, 1,49 frank per dag voor de mannen, 71 centiem voor de vrouwen, 54 centiem voor de jongens en 39 centiem voor de meisjes beneden de 16 jaar stortten volledig ineen. In de Maasvallei werden zij met tien procent verminderd terwijl de kosten van levensonderhoud met snelle sprongen stegen. In Vlaanderen daalde het dagloon van een spinster, dat nog 50 centiem bedroeg in 1840, tot 18 centiem in 1848.

Een landbouwcrisis: In 1844-1845 had het vriesweer de koolzaad- en graanbezaaiingen bijna volledig verwoest; van 1845 tot 1850 werden de aardappeloogsten door ziekte getroffen, in 1845 bedroeg het verlies in Vlaanderen meer dan 90 procent; in 1846 werd de rogge door roest aangetast terwijl een uitzonderlijke droogte de ander graangewassen grotendeels vernielde. De broodprijs steeg van 14 tot 50 centiem het kilogram hetzij bijna drie daglonen voor een spinster.

In 1845 bedroeg het aantal personen die uitsluitend ten last vielen van de Openbare Onderstand 532.000, het steeg tot 645.000 in 1846 en bijna 700.000 in 1847. In Vlaanderen leefde een groot gedeelte van de bevolking van aalmoezen, bedelarij, roof of landloperij. Wanneer dan een bevreesd en verlamd Europa getroffen werd door de vreselijke winter van 1847-1848 stierven de mensen letterlijk van honger en koude. De bevolking voedde zich met het vlees van honden en katten en sommigen aarzelden niet om de krengen te ontgraven van dieren die aan één of andere plaag gestorven waren. Op dat ogenblik kwam nog de tyfus erbij, het was geen zeldzaamheid , ook in kleine gemeenten, dezelfde dag tot twaalf doodskisten in een rij voor de kerk te zien staan.

Een financiële crisis: Deze was een rechtstreeks gevolg van de revolutionaire beweging in Frankrijk en de paniek die daaruit voortvloeide. De koers van de staatsleningen daalde van 98 tot 70 terwijl de discontovoet opliep tot 12 procent. De autoriteiten waren verplicht om de Beurs te sluiten. De loketten van de banken werden bestormd wat de uitgifte tot gevolg had van 30 miljoen frank aan bankbiljetten met wettelijke koers (20 miljoen frank voor de Generale en 10 miljoen voor de Bank de Belgique). Voor deze bankbiljetten kon de omwisseling in edelmetaal dus niet geëist worden.

Op 26 februari en 16 maart 1848 was de Belgische Staat verplicht twee leningen uit te schrijven onder de vorm van een "aan de eigenaars en vruchtgebruikers opgelegd voorschot gelijk aan acht twaalfde van de grondbelasting".

Een politieke crisis: Gelijktijdig verspreidden zich oproer en revolutie over Europa. In mei 1847 werden te Wenen en te Brussel "troebelen" en plunderingen gemeld, op het einde van dat jaar braken onlusten uit te Florence, te Turijn en in Würtemberg, in januari 1848 volgden er rellen in Milaan en een opstand in Palermo. In Ierland, waar de hongersnood tot een ware tragedie uitgroeide, kwam de bevolking eveneens in opstand, er braken opstanden uit in Duitsland en in februari was Parijs in opstand, beroering te Berlijn, wanordelijkheden te Manchester, in maart revolutie in Wenen, Venetië, Milaan en Boedapest, te Gent werden er betogingen met flamingantische inslag gehouden en in april werd Bohemen door een revolutionaire beweging geteisterd.

Iedereen begrijpt dan ook hoe Karl Marx zijn Communistisch Manifest, dat in februari 1848 in het Duits verscheen en in juni in het Frans kon aanvangen met de beroemde zin: "Een spook waart door Europa, het spook van het Communisme". Het is niet te verwonderen dat, juist wegens deze kettingreactie van opstanden en miseries, Europa de indruk opdeed voor een ontzaglijk complot te staan dat zich over alle landen uitspreidde met de bedoeling de bourgeoisie neer te slaan.

Tijdens de debatten, die in het parlement tussen 1859 en 1864 werden gevoerd naar aanleiding van de oprichting van de ASLK kwam deze dominerende bekommernis steeds opnieuw naar voren: Wat moeten wij doen opdat ook het proletariaat de gevestigde orde zou eerbiedigen en zelfs verdedigen? De oprichting van de ASLK werd zonder enige twijfel mede door deze zorg geïnspireerd. Maar eerst zou in mei 1850 de Nationale Bank van België boven de doopvont gehouden worden. (Gedenkboek 1865-1965 van de ASLK pagina 55-58)

De strijd om de macht 1838/1841

De Banque de Belgique die, teneinde haar invloedssfeer in de industrie snel uit te breiden, al te zware risico's had genomen, kon op 17 december 1838 haar biljetten niet langer omwisselen tegen klinkende munt en zag zich dus verplicht haar loketten te sluiten. Een dergelijke maatregel,genomen door de tweede grootste financiële instelling van het land, zorgde vanzelfsprekend voor de nodige opschudding, zodat de druk op de Generale Maatschappij en de andere banken nog verzwaarde. Om de stormloop te weerstaan kon de Generale opnieuw beroep doen op de hulp van de Parijse Rothschilds.

Ondanks dit succes werd de Generale het mikpunt van scherpe kritiek. Medio december 1838 had zij voor grote bedragen biljetten van de Banque de Belgique ter verzilvering aangeboden en daarom werd zij mede verantwoordelijk gesteld voor de liquiditeitscrisis van haar belangrijkste concurrent. Ook de kleinere bankiers waren ontzet over de houding van de Generale Maatschappij. De jaren voordien hadden zij de gewoonte aangenomen hun handelspapier bij de Banque de Belgique of de Generale te herdisconteren. Op het hoogteputn van de crisis kwam dat financieringskanaal echter zo goed als droog te staan. Toen de Banque de Belgique de deuren moest sluiten, zette ook de Generale haar herdisconteringsactiviteiten vrijwel volledig stop. Bijgevolg gingen stemmen op om een gespecialiseerd, onder overheidstoezicht staand discontokantoor op te richten.

Ook voorbeelden uit het buitenland leerden dat een financiële crisis anders kon worden aangepakt. Begin 1840 slaagde de Banque de France, opgericht in 1800 door Napoleon Bonaparte, erin een sluiting van de Parijse Caisse Laffitte te voorkomen. Dit maakte grote indruk op sommige Belgische politici en zakenlui waardoor deze steeds meer gingen beseffen dat in de Belgische financiële structuur een belangrijke hoeksteen ontbrak.

De Banque de Belgique werd uiteindelijk gered dankzij een zwaar overheidskrediet maar door de hele affaire had het vertrouwen in het bankbiljet uiteraard een hele deuk gekregen. Bovendien was de animositeit tussen de Banque de Belgique en de Generale intussen groter dan ooit zodat zij weigerden elkaars papiergeld nog langer te aanvaarden, ook dit was niet bevorderlijk voor de verspreiding van het bankbiljet. Uit al die gebeurtenissen trok de overheid niettemin lessen. Teneinde de convertibiliteit te waarborgen, werden aan het emissierecht voortaan strikte voorwaarden verbonden. Dit bleek toen de in 1841 opgerichte Banque de Flandre bankbiljetten wilde uitgeven. Ten minste een derde van haar papiergeld moest gedekt zijn door muntstukken en de rest door onmiddellijk opvraagbaar krediet of door wissels met een looptijd van hoogstens 90 dagen.

Op het eerste gezicht kwam de Generale versterkt uit de crisis van 1838/39. Haar belangrijkste concurrent was door de gebeurtenissen zwaar getroffen en besloot ertoe niet langer nieuwe industriële participaties in portefeuille te nemen. De Banque de Belgique zou zich voortaan op korte-termijnoperaties concentreren. Voorts werd in 1839 eindelijk het Belgisch-Nederlands vredesverdrag ondertekend, wat de Generale de gelegenheid bood een aantal politiek geladen dossiers definitief af te handelen. Zo kon het aanzienlijke aandelenpakket van de Generale, dat nog steeds in het bezit was van Willem I, worden overgedragen of verkocht. Ook voor de netelige kwestie van de kasvoorraden uit de tijd van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd een oplossing gevonden, waardoor de bank verlost raakte van haar orangistisch imago.

Onderhuids bleven echter een aantal problemen voortwoekeren. De maatregelen van de Generale om haar liquiditeitspositie structureel te verbeteren, leverden in de praktijk niet veel op. Spaardeposito's werden bijvoorbeeld nog steeds gebruikt om participaties in ondernemingen te financieren zodat de gevaarlijke wanverhouding tussen korte termijnverplichtingen en moeilijk realiseerbare vorderingen bleef bestaan. Tijdens de financiële crisis van 1848 zou de Generale de rekening gepresenteerd krijgen.
(De Bank, de frank en de euro pagina 27-31)

De crisis van 1838

Na de onafhankelijkheid van België had de jonge ploeg, die dankzij de revolutie aan de macht gekomen was, het plan opgevat België met een dicht net van spoorwegen uit te rusten. Op die manier zou het land op termijn de draaischijf van Europa kunnen worden. Dit was één van de voornaamste redenen waarom met de steun van hogerhand de Banque de Belgique opgericht werd. Hierdoor werd 's lands financiële uitrusting in belangrijke mate aangevuld. De nieuwe bank, met aan het hoofd Charles de Brouckère, richtte eveneens een spaardienst in en opende bijhuizen in Antwerpen en Luik. De interest was op 4 procent vastgesteld met een begrenzing van de deposito's tot 5.000 frank, dit was 1.000 frank meer dan bij de Société Générale.

Op 9 maart 1835 werd te Luik de Banque Liégeoise opgericht en nogmaals werd daaraan een spaarkas verbonden. Deze bank, evenals de Banque de Belgique, werd ertoe gemachtigd bankbiljetten uit te geven.

Dat de Société Générale, die tot dan toe op het gebied van de emissie van bankbiljetten een quasi monopolie bezat, met deze ontwikkelingen weinig opgetogen was, hoeft uiteraard geen betoog.

Op 5 mei 1835 werd, tussen Brussel en Mechelen, de eerste spoorlijn ingewijd. Het rollend materieel was uit de werkhuizen van Stephenson te Newcastle afkomstig. Meteen namen wij in België de gewoonte aan om onze treinen links te laten rijden. Maar nog voor het einde van datzelfde jaar kon Cockerill een locomotief van uitsluitend Belgische makelij op de markt brengen en spoedig daarna werden vier exemplaren van dit type geleverd. Wallonië legde zich koortsachtig toe op het delven van steenkool en ijzererts zodat de metaalconstructie op volle toeren kon draaien. Voor België brak een periode van hoogconjunctuur aan.

Deze periode liep te einde in 1838 toen België, onder druk van de grote mogendheden, verplicht zou worden om afstand te doen van Nederlands Limburg en het Groothertogdom Luxemburg. Kwestie was dat de Nederlandse koning tot op dat ogenblik nog steeds de onafhankelijkheid van België niet aanvaard had. Sommige landgenoten riepen op tot oorlog. Velen vroegen zich echter af, ook in het buitenland, of België niet een artificiële staat was die vroeg of laat uit mekaar moest vallen.

De Banque de Belgique had bijna al de haar toevertrouwde gelden in de nijverheid belegd en daardoor was zij niet bij machte om de terugbetalingen te doen die het opgeschrikte cliënteel eiste. De Société Générale kon buitenlandse effecten te gelde maken en het was tot haar dat de Belgische regering de vraag richtte de verplichtingen van haar minder gelukkige concurrente op zich te willen nemen, tenminste wat het spaarwezen betrof. Gouverneur Meeus verklaarde zich daarmee akkoord en met onder meer enkele voorschotten van de Staat geraakte de Banque de Belgique weer vlot. Maar de conjunctuur bleef ongunstig en de nijverheid werkte slechts op halve kracht. Weinig klanten hadden nog vertrouwen in de spaarkas van de Banque de Belgique.

In 1843 werkte de Banque de Belgique een spaarsysteem uit dat enige overeenstemming vertoonde met het stelsel van onze huidige beleggingsfondsen, de tegoeden werden enkel in staatsobligaties belegd. De intrestvoet bedroeg 4 procent, later 3,5% en de spaarders konden delen in de winst dankzij een vierjaarlijkse winstuitkering. Een getrouwheidspremie werd dan uitgekeerd aan de spaarders die hun geld gedurende vier jaar in de spaarkas gelaten hadden.

Gedurende de crisis van 1848, waarvan in de volgende post sprake, gaf de spaarkas van de Banque de Belgique, zoals dat haar recht was, publieke fondsen in betaling op basis van een obligatie met een jaarlijkse intrest van 4,50%, later 4% voor iedere opgevraagde schijf van 100 frank. Deze obligaties konden toen slechts met zwaar verlies ten gelde worden gemaakt, wat bij de spaarders natuurlijk grote ontevredenheid verwekte. Daarom werden deze verrichting opgeschort en in 1852, nadat de crisis haar dieptepunt voorbij was, zette de Banque de Belgique definitief alle spaarverrichtingen stop.

De Société Générale daarentegen kon zich verheugen in het vertrouwen van een steeds groter cliënteel. Dit was speciaal het geval tijdens de aanslepende depressie van de jaren 1840. Wel werd een vooropzeg geëist voor grote opvragingen die 500 frank overschreden. Maar tot in 1842 bleven steeds meer deposito's toevloeien, zowel van particulieren als van openbare instellingen. Zij vermocht zelfs een soort van monopolie te verwerven en wanneer in 1841 te Gent, met behulp van Engels kapitaal, de Banque de Flandre werd opgericht, weigerde deze een spaarafdeling te openen.

Op 30 juni 1842 bereikten de spaarinlagen bij de Société Générale hun historisch maximum met 61.170.710 frank, meer dan de helft van de Belgische begroting die in die tijd ongeveer 120 miljoen frank beliep.

Daarna zou het bergaf gaan richting de grote crisis van 1848.
(Gedenkboek 1865-1965 van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas van België pagina 53-54)

donderdag 16 februari 2012

Het is niet eerlijk! (Calimero)

http://www.tijd.be/nieuws/politiek_economie_europa/Mijn_geduld_met_de_Grieken_is_op.9161250-3140.art

Het mooie is uiteraard dat de Grieken de slachtoffers zijn. De prutsers, die heel goed wisten hoe de vork aan de steel zat in Griekenland en die ondanks alles Griekenland toch in de euro lieten stappen, dat zijn de echte bandieten in dit verhaal.

Gelukkig hebben we in België een nummertje als Reynders die uitdrukkelijk in het publiek toegegeven heeft dat de Europese ministers van financiën, voor de invoering van de euro, heel goed wisten wat er aan de hand was in Griekenland.

De Griekse bevolking is het slachtoffer van de corrupte Griekse politici en overmoedige, wereldvreemde Europese politici als Didier Reynders en co!

Die Europese ministers en de ECB hebben van in den beginne heel duidelijk de situatie zien ontsporen in Ierland, Spanje, Italië, Griekenland, België enzovoort doch dankzij de drug van de kunstmatige groei, die gefinancierd werd met schulden, geloofden ze dat de bomen tot in de hemel gingen groeien.

Nu gaan ze het probleem van teveel schulden oplossen door nog meer schulden te maken.

Beschouw het probleem dus als opgelost.

Vraag aan onze onafhankelijke gouverneur

Na afloop van zijn eerder zwakke presentatie, met duidelijk gemanipuleerde grafieken om de waarheid zoveel mogelijk te verdoezelen, legde ik gouverneur Coene volgende vraag voor:

In 2008 hebben jullie de failliete banken kunstmatig overeind gehouden door de overheden het faillissement in te jagen, ik heb daar herhaaldelijk voor gewaarschuwd. Vandaag pompen jullie ongelimiteerd gratis geld in de failliete banken om de failliete overheden kunstmatig overeind te houden. Kunt U eens proberen om deze perverse waanzin uit te leggen?

Heel beleefd draaide onze onafhankelijke gouverneur enkele minuten rond de spreekwoordelijke pot waar ze bij de NBB naar goede gewoonte alles, waar ze niet aan uit geraken, in kieperen.

Coene & co, de makers van de crisis!

Onderstaande tekst werd gisteren, naar aanleiding van de voordracht van onafhankelijk gouverneur Luc Coene, uitgedeeld aan de ingang van de NBB te Antwerpen. Kan iemand dit pamflet vertalen naar foutloos Frans zodat ik hem ook in Wallonië kan gebruiken?


Coene & co, de makers van de crisis!

Misschien heeft U het ook al gemerkt: we zitten in de tweede fase van de zwaarste financiële crisis uit de geschiedenis en we worden geconfronteerd met een bijzonder eigenaardig fenomeen.

Luc Coene (NBB), Jean-Paul Servais (CBFA) en tal van andere prominenten, die medeverantwoordelijk zijn voor de huidige crisis, bezetten nog altijd hun machtige posities en kunnen zich zodoende full time wijden aan het verdoezelen van de onvergeeflijke fouten die ze gemaakt hebben en die aan de basis liggen van de actuele problemen.

Mijn belangrijkste vraag voor gouverneur Coene luidt als volgt:
Er zijn in de geschiedenis van België weinig mensen te vinden die dit land zoveel schade toegebracht hebben als U. U liet zich onder meer totaal verrassen door de crisis, die U had moeten zien aankomen, en vervolgens liet U zich bij Fortis en Dexia op een onwaarschijnlijke manier in de doeken doen door de Fransen. Om de waarheid aan het licht te brengen is het noodzakelijk dat U zo snel mogelijk open kaart speelt en de gemaakte fouten duidelijk op een rijtje zet. Wanneer denkt U hiermee te beginnen?

Onbekwame politici ontgrendelden de poorten van de financiële hel en hebzuchtige bankiers maakten gewetenloos misbruik van de geboden kansen doch hoe we het ook draaien of keren, de werkelijke verantwoordelijkheid voor de crisis ligt bij de centrale bankiers en de toezichthouders die, in plaats van hun plicht te vervullen, het spelletje rustig meespeelden en telkens weer de andere kant uitkeken indien dit van hen verlangd werd. Onafhankelijke centrale bankiers en toezichthouders zijn de mensen die ons moeten beschermen tegen de grillen en het kortetermijndenken van gevaarlijke politici. De voorbije decennia verloren de centrale bankiers elk restje onafhankelijkheid en fungeren zij als marionetten voor de mensen die aan hun touwtjes trekken. De afgrijselijke gevolgen van deze vieze spelletjes zullen in de komende jaren duidelijk worden.

Vandaag drukte De Tijd op haar frontpagina volgende oproep van onafhankelijk gouverneur Coene af: “Regering moet snoeien in de uitgaven”. Zonde dat hij daaraan niet gedacht heeft toen hij kabinetschef was van de heer Verhofstadt. Dankzij het feit dat Ali Verhofstadt en zijn veertig rovers het geld langs ramen en deuren buiten keilden, op het moment dat er bespaard kon en moest worden, is de situatie vandaag quasi uitzichtloos. En net op het moment dat de regering een onafhankelijke vrijwilliger nodig heeft, om te komen vertellen dat er gesnoeid moet worden, is het licht bij gouverneur Coene beginnen branden.

Op dinsdag 29 mei 2012 vindt de volgende Algemene Vergadering van de Nationale Bank van België plaats. Een NBB aandeel kost vandaag +/-2.500 euro en is er minstens tienduizend waard! Koop een aandeel van de Nationale Bank, laat het op naam zetten en kom op 29 mei naar de algemene vergadering om de verantwoordelijken voor de crisis aan de tand te voelen.

maandag 13 februari 2012

Aanpassen en klaar is Kees!

Aan de hand van de evolutie van de koopkracht sinds de oprichting van de NBB kunnen we netjes aantonen hoe ernstig de huidige privé aandeelhouders van de NBB benadeeld worden. Herbereken het eerste dividend van 60 frank uit 1850 volgens de evolutie van de koopkracht en klaar is Kees!

Waarom verdient de hedendaagse onafhankelijke gouverneur 120.000 procent meer dan die uit 1850?
Waarom steeg het eerste dividend van de aandeelhouders in dezelfde periode met nul procent?

30 juni 1842

Op 13 juni 1842 bereikten de spaarinlagen bij de Société Générale, die tot op dat ogenblik een quasi monopolie had, een historisch maximum van 61.170.710 fank of ongeveer de helft van de totale uitgaven van de Belgische Staat die destijds ongeveer 120 miljoen frank beliepen.

In 1848 waren de totale spaarinlagen, omwille van de zware economische crisis, teruggevallen tot 44.028.590 frank. Dit kapitaal was verdeeld over 39.237 spaarboekjes die gemiddeld 1.122 frank zwaar wogen.

5.609 werklieden beschikten over een spaarboekje bij de Société Générale en gemiddeld hadden deze werkmenschen 531 frank op hun boekje staan.

(Gedenkboek 1865-1965 van de ASLK pagina 54-55)

En toen dreigde de crisis het jonge België van de kaart te vegen.
Wat is er in 1848 gebeurd opdat zoveel mensen, tot dan toe vol zelfvertrouwen, plots de grond onder hun voeten voelden wegzinken?

zaterdag 11 februari 2012

Reactie van de heer Jaak Van Der Gucht

Onderstaand artikel werd geschreven door de heer Jaak Van Der Gucht naar aanleiding van de uitspraak van de Heer Luc Coene, Gouverneur van de NBB, in de weekendkrant van “De Tijd”.

Edgard.


Opnieuw wordt de minderheidsaandeelhouder recht in het gezicht uitgelachen door Coene.
De man moet echt beschermd worden, vooral tegen zichzelf en binnenkort ook tegen zijn aandeelhouders! Er is een grens aan alles.

Men laat toe dat privé aandeelhouders hun stemrecht wordt afgenomen, maar komt nu wel stellen dat deze toch belangrijk zijn om de onafhankelijkheid van de centrale bank kunnen garanderen. Vragen:
1) hoe zouden aandeelhouders dit nog kunnen doen?
2) hoe kan Coene nog van een onafhankelijke NBB spreken (na goud te laten verkopen, opbrengst aan Staat toe te bedelen, toekomstige winsten te laten nationaliseren, inmenging in politieke debatten, enz)?

Natuurlijk hebben de processen geen "duidelijkheid" gebracht, zij hebben enkel gediend om de aandeelhouder te onteigenen en al zijn rechten af te nemen. Dat is de enige duidelijkheid die er is, waardoor een een nationalisering nu als minder urgent kan worden beschouwd. De diefstal is gepleegd, zonder enige compensatie. Goed georganiseerde criminaliteit, iets anders kan men dit niet noemen. En na de feiten de perceptie creëren dat alles uitstekend verloopt bij de NBB!

Zij die hiervoor verantwoordelijk zijn moeten alles maar eens goed overdenken, en zich afvragen of dit de juiste manier is om in dit land belangrijke zaken te regelen.
De opbengsten van het emissierecht gaan in elk ander land naar de overheid. Ook in dit artikel wordt het geschreven. En steeds argumenteert men dat dit heel normaal is, wat ik zelf ook vind. Maar nooit vertelt men erbij dat die andere landen hun zaken eerst op een eerlijke en deftige manier hebben geregeld met hun privé-aandeelhouders. Als men 100% eigenaar is van zijn centrale bank, en de gemeenschap heeft de prijs betaald om in die toestand te geraken, wel ja dan is het heel normaal dat die gemeenschap daar de vruchten van plukt.

We gaan de onafhankelijkheid van onze centrale bank weldra nog eens kunnen testen. De regering rekent op hogere bijdragen van de overheidsbedrijven en de NBB.
Gaat de NBB zich onafhankelijk opstellen en een gepaste voorzichtige politiek hanteren door een groot deel van haar winsten te reserveren? Of gaat zij gewillig in op de vraag van Elio? En gaat men die hogere bijdrage leveren zoals bij Belgacom, via een substantieel hoger dividend, of als "monopolievergoeding voor haar emissierecht" ?

Ik alvast wil de onafhankelijkheid helpen ondersteunen, en vraag Coene uitdrukkelijk mij de manier te laten kennen waarop ik hem kan steunen in zijn verzet.

Een echte en eerlijke regeling dringt zich wel degelijk op. De onmiddellijke schrapping van de beursnotering (dan is België toch al van die absurditeit verlost), op transparante wijze en in samenspraak met de aandeelhouders een berekeningswijze bepalen voor de waarde van een aandeel, deze jaarlijks aanpassen in functie van de geëvolueerde resultaten, de jaarlijkse belangrijke winsten (deels) aanwenden voor de rechtstreekse inkoop van aandelen van moegetergde of ontevreden aandeelhouders, en die aandelen vernietigen. Na verloop van tijd kan de Staat het residuele probleem oplossen door te nationaliseren.
Hoe moeilijk kan het zijn om op eerlijke manier tewerk te gaan?

Deze uitspraken zijn echt een druppel te veel. Er moet nu echt aan andere vormen van protest worden gedacht. Trop, wel dat is veel te veel geworden.

De oplossing ligt voor de hand!

Op pagina 23 van De Tijd van heden staat een uitgebreid artikel over de NBB affaire met een grafiek die de prestatie van de koers van de NBB afweegt tegen de evolutie van de BEL-20. Na tien jaar staat de NBB duidelijk in de plus terwijl de BEL-20 zich ver onder het niveau van tien jaar geleden situeert.

Zoals in het artikel wordt aangegeven zijn er twee zaken nodig om de NBB case op een deugdelijke manier op te lossen:
1.het eerste dividend van 60 frank uit 1850 moet aangepast worden aan de evolutie van de koopkracht waardoor het richting 600 euro per aandeel zou moeten gebracht worden;
2.in de bestuursorganen van de NBB moeten er, naast de vertegenwoordigers van politieke partijen en belangengroepen allerhande, die zoals hun benaming het al zegt enkel bezig zijn met de belangen van hun groepen, dringend mensen benoemd worden die ook rekening houden met het algemeen belang.

Zo wordt een eenvoudige zaak op een deftige manier opgelost, in het voordeel van alle partijen en alle burgers van dit land in het bijzonder, zonder dat het de Staat ook maar één cent kost.

Tien kaarsjes op 13 februari!

Zoals ik eerder deze week reeds aanhaalde vieren we op maandag 13 februari 2012 de tiende verjaardag van de strijd voor deugdelijk bestuur bij de gepolitiseerde vriendenclub bij de Nationale Bank van België.

De NBB is een speciale onderneming die spijtig genoeg, door politici en de vriendjes die zij hiervoor aan de top van de NBB benoemd hadden, beroofd van een groot stuk van haar reserves.

De strijd gaat voort en wordt nu bovendien een instrument om de mensen, die verantwoordelijk zijn voor de financiële crisis, niet ongestraft te laten wegkomen.

HASTA LA VICTORIA SIEMPRE!!!

dinsdag 7 februari 2012

Een arbeider in 1825

In 1825, België maakte toen deel uit van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, verdiende een arbeider ongeveer 5 gulden per week (De Bank, de frank en de euro pagina 19).

De verhouding tussen de gulden en de frank lag toen echter anders dan hetgeen wij ons herinneren uit de periode voor de invoering van de euro. In één van mijn vorige bijdragen vermeldde ik de verhouding tussen de gulden en de Franse frank in 1825 waarbij 1 gulden gelijk was aan 2,116 Franse frank. Aangezien de Latijnse muntunie aangeeft dat een Belgische frank evenwaardig was aan de Franse kunnen we dus aan het rekenen slaan.

In mijn vorige bijdrage vermeldde ik het feit dat een Belgische Louis met een nominale waarde van 20 frank 5,805 gram fijn goud bevat.

Het gouden Nederlandse tientje weegt 6,72 gram en bevat 6,05 gram fijn goud.

1 frank was zodoende gelijk aan 0,29025 gram goud;
1 gulden was gelijk aan 0,605 gram goud.

Vermenigvuldig die 0,29025 gram goud per Belgische frank met 2,116 (de verhouding tussen frank en gulden uit 1825) en je komt heel dicht bij die 0,605 gram fijn goud per Nederlandse gulden ten tijde van het ontstaan van de Latijnse muntunie.

De verhouding tussen de gulden en de frank veranderde dus bitter weinig tussen 1825 en 1865, van die stabiliteit kunnen we vandaag nog enkel dromen.

De vijf gulden per week, die onze arbeider in 1825 verdiende, kwam volgens die verhoudingen overeen met 10,50 frank. Als je de verhoudingen zou gebruiken, die van toepassing waren op het moment van de invoering van de euro, zou je op een heel ander getal uitkomen waarmee nogmaals het belang van een juist historisch perspectief wordt aangetoond.

De Latijnse muntunie

Op 23 december 1865 sloten België, Frankrijk, Zwitserland en Italië een overeenkomst waarbij de munten van deze landen (Belgische frank, Franse frank, Zwitserse frank en Italiaanse lire) aan elkaar en aan 4,5 gram zilver dan wel 0,290322 gram goud (verhouding 15,5:1) gelijk gesteld en onderling uitwisselbaar werden. Deze overeenkomst werd op 1 augustus 1866 van kracht. Spanje en Griekenland voegden zich hier in 1868 bij en werden in 1889 gevolgd door Roemenië, Bulgarije, Servië, San Marino en Venezuela. Aanvankelijk ging de muntunie uit van de dubbele standaard (zowel goud als zilver), in 1873 ging zij over op de gouden standaard. In 1914 hield de muntunie, met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, feitelijk op te bestaan. Op 1 januari 1927 werd zij officieel ontbonden.

Dit had tot gevolg dat onder andere:
de gouden Louis van 20 Belgische frank;
de gouden Napoleon van 20 Franse frank;
de Zwitserse vreneli van 20 Zwitserse frank;
de gouden 20 lire van Italië;
stuk voor stuk 6,45 gram wegen en 5,80 gram fijn goud bevatten.

Artikel Knack

In één van mijn vorige bijdragen richtte ik de aandacht op het feit dat de verantwoordelijken voor de huidige crisis nog steeds op hun vertrouwde postjes zitten en zodoende rustig verder kunnen werken aan het verdoezelen van de waarheid. Het spelletje dat mijnheer Coene en de ex-CBFA spelen met het parlement, om de waarheid over de twee Dexia faillissementen verborgen te houden, spreekt boekdelen.

zaterdag 4 februari 2012

Artikel uit Knack !

Knack.be » Opinie » Columns » Z-Talk Goossens Off The Record » Belgische banken mee verantwoordelijk voor wereldwijde crisis


Z-Talk Goossens Off The Record

Onthullingen uit de schminkkamer door Véronique Goossens.

Belgische banken mee verantwoordelijk voor wereldwijde crisis
zondag 22 januari 2012 om 13u29
Belgische banken hebben de wereldwijde financiële crisis mee veroorzaakt. Dat klinkt sterk, maar dat is de akelige conclusie die je kan trekken na het lezen van een working paper van het studiedepartement van het IMF, dat in 2010 is verschenen.
Iedereen herinnert zich het faillissement van Ijsland nog, maar België was maar een millimeter verwijderd van het zelfde scenario. In ons land werd ruim 53 procent van alle bankactiva afgeschreven en daarmee bekleedde ons land de tweede plaats in de wereld na Ijsland. Als je de overheidssteun mee in rekening brengt, zijn we opnieuw het tweede land in de rangschikking. Ruim 80 procent van de bankactiva in België werd ofwel afgeschreven, ofwel gestut door de overheid. Griekenland bakte het op dat ogenblik net iets minder bruin.

We zeggen en schrijven 2010, op een moment dat Dexia nog niet voor een tweede keer virtueel failliet is gegaan. Het zou wel eens kunnen dat we de ranglijst vandaag aanvoeren.

Dat we die zware aderlating destijds enigszins zonder kleerscheuren hebben doorstaan mogen we danken aan de Belgische spaarder. Die is zijn zuurverdiende spaargeld niet massaal onder de matras gaan stoppen. Hij had er dan ook geen idee van dat ons land letterlijk aan de vooravond van een Armageddon stond.

En om eerlijk te zijn is die toestand niet écht veranderd. Op dit ogenblik beslaan de staatswaarborgen voor noodlijdende banken 40 procent van het BBP. En er staat voor 200 miljard euro op spaarboekjes, ook door de Belgische schatkist gegarandeerd. Het moge duidelijk zijn, dat als de Europese schuldencrisis slecht afloopt – en er zijn steeds meer ingewijden en specialisten die daar terdege rekening mee houden – dat België dan een Ijslands/Grieks scenario zal meemaken.

Net als tijdens de financiële crisis doen de media hun best om de zaken niet al te apocalyptisch voor te stellen. Sommigen, die weten wat er écht aan de hand is, geeft dat de indruk dat het grootste deel van de bevolking leeft in een parallelle wereld.

Het wordt trouwens stilaan hemeltergend hoe de financiële lobby haar aandeel in de crisis op de financiële markten langzaam maar zeker onder de mat veegt. We praten sinds een tweetal jaar over de schuldencrisis, waarbij het accent verschoven is naar de overheden. Die moeten nu door het stof gaan en orde op zaken stellen.

De banken nemen ook elke gelegenheid te baat om ons eraan te herinneren dat ze massaal overheidspapier hebben ingeslagen omdat in de Basel-afspraken staat dat ze dat als risicovrij papier mogen aanhouden. Lees: dat ze hiermee hun eigen vermogen kunnen opsmukken. Belgische grootbanken stellen zelfs zonder enige gêne dat ze bij de best gekapitaliseerde banken horen van Europa. Overheidspapier meegerekend, maar dat vertellen ze er niet bij. Volgens de eigen cijfers van de financiële sector, die de Nationale Bank niet zou betwisten (laat ons hopen dat ze die cijfers allemaal goed begrijpen), zou het kernkapitaal ten opzichte van de totale activa 5 procent bedragen. Simpel gezegd: een Belgische bank neemt voor 100 euro risico’s, terwijl ze hiervoor 5 euro in onderpand heeft. Hallucinant vindt u? U moet er de kwartaalcijfers van KBC dan maar eens bij halen en u komt tot verbijsterende vaststellingen.

Wie overigens openlijk felle kritiek durft te uiten op Belgische banken - maar ook op de financiële waakhond (Nationale Bank, vroeger CBFA) - mag regelmatig rekenen op dreigende telefoontjes. Dat heeft een rondvraag mij geleerd.En onderschat u trouwens ook niet de macht van de casino-uitbaters op de leidende politieke kaste. Want weet u, banken zijn bij machte om in een handomdraai tientallen bedrijven failliet te laten gaan als ze dat zouden willen. Als chantagemiddel kan zoiets tellen.

Maar dus… het nieuwe mantra luidt dat het de schuld is van de overheden dat de banken nu in penarie zitten. Ze hebben in het verleden boven hun stand geleefd en de ratingagentschappen zijn daar plots collectief achter gekomen. Dat de overheden massaal en massief hebben ingegrepen om kapseizende banken weer recht te trekken werd afgedaan als een op termijn lucratieve meevaller voor de overheden. Intussen, na het tweede debacle van Dexia, durven ze die boodschap in de Wetstraat niet meer in de mond te nemen. Intussen is duidelijk dat de redding van de banken ook een spelletje moddercatch is geworden tussen de Katholieken en de vrijmetselaars. Afrikaanse stammentwisten lijken te verbleken bij de rivaliserende groepen die elkaar in ons land of in Europa bekampen. Laat ons hopen dat de uitkomst van die vetes niet zo noodlottig wordt als in het rampzalige continent.

En wie zich tenslotte afvraagt hoe gevaarlijk die fameuze portefeuille van Dexia is die de overheid voor 54 miljard waarborgt: professor Stefan Duchateau heeft hem bestudeerd. In de schminkkamer geeft hij toe dat het om een zeer ingewikkelde reeks cijfers gaat. “Op zich is er geen probleem met die portefeuille… zolang de Europese schuldencrisis maar opgelost geraakt.”

Véronique Goossens

woensdag 1 februari 2012

Waar is ons goud ?

Een opmerkelijk opiniestuk over het goud van De Nederlandsche Bank is hier te lezen.

Dit artikel doet me meteen terugdenken aan de laatste algemene vergadering van onze Nationale Bank van België, de antwoorden op de vragen omtrent het goud van de NBB brachten mij toen bijna in shock.
Vooral de kennisname van het feit dat 40% van onze goudvoorraad op 31/12/2010 was uitgeleend aan commerciële banken doet nog altijd de wenkbrauwen fronsen. En daar stond maar een gemiddelde jaarlijkse netto-opbrengst in 2010 van 0.30 % tegenover ! Onverantwoorde risico's die beslist meer en meer vragen doen oprijzen.

In Nederland is men blijkbaar al een stapje verder, daar mochten de burgers uiteindelijk wel al weten waar het goud ligt.
De directie van de beursgenoteerde NBB doet hieromtrent veel geheimzinniger.

Ondermeer volgende twee eenvoudige vragen werden op de AV van 30 mei 2011 gesteld :
-Klopt het dat de fysieke locatie van het goud Londen en New York is ?
-Waarom wordt het goud niet in één van de eurolanden bewaard ?

" Geen communicatie " kregen we toen te horen van de NBBdirectie. Hiermee moeten de burgers van dit land en de aandeelhouders van de NBB het maar doen.
Maar we blijven het wel proberen, volgende afspraak 29 mei 2012 om 14u te Brussel ?


Voor het opmerkelijke opiniestuk "Waar is ons goud"  klik hier.




"Wat winnen we ermee dat alles rondom de goudvoorraad zo geheim is ?
Ik zie niet in waarom die geheimhouding daar nu zo belangrijk is, tenzij je vreselijk veel te verbergen hebt."
(Tom Lassing, Beursbox, 20 december 2011)