dinsdag 31 januari 2012

Heden en verleden!

Uit de vorige post leerden we dat de Generale door de Staat betaald werd voor het uitvoeren van uitermate winstgevende activiteiten. Vandaag draaien de prive aandeelhouders van de NBB op voor ontelbare diensten die de NBB uitvoert voor de Staat.

De oprichting van de Generale

De eigenlijke start van de Generale liep niet van een leigen dakje. Op papier beschikte de vennootschap over een enorm kapitaal van 50 miljoen gulden. Ter vergelijking: de totale fiscale ontvangsten van de zuidelijke provincies bedroegen op dat ogenblik op jaarbasis ongeveer 30 miljoen gulden. Willem I bracht kroondomeinen in ter waarde van 20 miljoen gulden en de overige 30 miljoen zouden worden verkregen via de uitgifte van 60.000 nominatieve aandelen van 500 gulden. De emissie liep echter op een fiasco uit. Ofschoon de koning zich persoonlijk borg had gesteld voor een minimumdividend van 5 procent schreef het publiek op amper 5.426,5 aandelen in. Een en ander gaf het wantrouwen weer van de zuidelijke provincies jegens het groots opgezette project in het algemeen en jegens Willem I in het bijzonder. Teneinde het initiatief alsnog te redden, nam de koning zelf 25.800 aandelen van de Generale Maatschappij in portefeuille.

Vanwege die moeilijke start was de Generale aanvankelijk een reus op lemen voeten. Aangezien slechts op de helft van de aandelen was ingeschrevenkampte de vennootschap met een tekort aan liquide middelen. Dat probleem werd nog accuter toen bleek dat de meeste aandeelhouders hun inschrijvingen hadden vereffend door de inbreng van overheidspapier in plaats van door middel van contanten. De zwakke liquiditeitspositie van de jonge vennootschap botste onmiddellijk met de tomeloze ambities van Willem I. Deze laatste wilde in de provincies zeer snel een uitgebreid netwerk van agentschappen opzetten met de bedoeling om in alle uithoeken van het land kredietfaciliteiten aan te bieden. De directie van de Generale reageerde weinig enthousiast op die plannen.

Om de terughoudendheid van de meeste directieleden te overwinnen, wees de koning in 1823 de Generale aan als staatskassier voor het hele rijk. Willem I sloeg zodoende meerdere vliegen in een klap. Om te beginnen zorgde hij aldus voor een efficenter beheer van de staatskas. In het oude systeem werden de fiscale ontvangsten via lokale, regionale en provinciale ontvangers naar de centrale overheid doorgesluisd. Vanwege onder meer de tussentijdse controleprocedures werden daardoor financiele middelen vaak langdurig vastgelegd. Voortaan zouden de lokale ontvangers de gelden ten gunste van de overheid rechtstreeks bij de Generale Maatschappij storten, wat voor heel wat tijdswinst zorgde. Omgekeerd was het vanaf 1823 voldoende dat de minister van financien een order trok op de overheidsrekening bij de Generale Maatschappij om een betaling te laten uitvoeren.

De functie van Rijkskassier bood de Generale aanzienlijke voordelen. Zo inde de bank de opbrengst van staatsleningen waardoor de zwakke liquiditeitspositie van de jonge instelling snel werd verholpen. In de tweede helft van de jaren 1820 genereerde de functie van Rijkskassier een permanent liquiditeitsoverschot van minimaal 10 miljoen gulden. De Generale mocht die liquiditeiten deels aanwenden om eigen kredietoperaties te financieren. Bovendien betaalde de Staat voor de dienstverlening een vergoeding uit. In die context hoeft het niet te verwonderen dat de functie van Rijkskassier uitgroeide tot een zeer winstgevende activiteit.

Last but not least wierp het rijkskassierschap een nieuw licht op het probleem van de agentschappen in de provincies. De directie besefte dat alleen door de uitbouw van een uitgebreid netwerk de functie van staatskassier correct kon worden ingevuld. In totaal werden 62 agentschappen opgericht, 34 in de noordelijke en 28 in de zuidelijke gewesten. (bron van deze en vorige post: De Bank, de frank en de euro pag. 14-16-17)

Groei anno 1820

Omstreeks 1820 floreerden in de zuidelijke Nederlanden de katoen- en wolnijverheid, respectievelijk in Gent en Verviers, beleefden de steenkoolmijnen een expansiefase terwijl John Cockerill in Luik begonnen was met de uitbouw van een industrieel imperium. De ambitieuze koning Willem I ijverde voor een financiele instelling die de belangen van alle zuidelijke provincies kon behartigen. Bovendien had de vorst duidelijk zijn eigen prioriteiten. Het Verenigd Koninkrijk ging sinds zijn ontstaan gebukt onder een torenhoge overheidsschuld. De koning wilde het beheer van die schuld ingrijpend moderniseren, liefst buiten het parlement om. Om die reden sprak het idee van een in Brussel gevestigde particuliere bank hem wel aan. Na onderhandelingen werd op 16 december 1822 de Algemeene Nederlandsche Maatschappij te begunstiging van de Volksvlijt officieel opgericht, de Generale Maatschappij was geboren.

Het ontstaan van la Belgique

Na de nederlaag van Napoleon ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en zodoende werd voor De Nederlandsche Bank, opgericht in 1814, de mogelijkheid geschapen haar actieradius uit te breiden naar de zuidelijke provincies. Ondanks het aandringen van Koning Willem I kwam daar evenwel niks van terecht. Als speciale commerciele bank twijfelde De Nederlandsche Bank (DNB) immers sterk aan de rentabiliteit van dergelijke expansiepolitiek. Zodoende bleef het werkterrein van DNB gedurende lange tijd voornamelijk beperkt tot amsterdam.

Die strategie verklaart waarom de biljetten van DNB, ondanks haar de facto monopolie, in de zuidelijke gewesten amper in omloop waren. Zo konden de biljetten van DNB enkel in Amsterdam omgewisseld worden tegen muntstukken, wat in de zuidelijke provincies heel wat praktische problemen deed rijzen. Bovendien vormde het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot 1825 geen monetaire unie. In het noorden was het geldstelsel gebaseerd op de Nederlandse gulden, in het zuiden op de Franse frank waarbij 1 gulden gelijk zas aan 2,116 Franse frank. Aangezien de biljetten van DNB enkel in gulden luidden, konden zij dus moeilijk in het zuiden worden gebruikt. Een en ander had concrete gevolgen: in de noordelijke provincies vonden de bankbiljetten langzaam ingang, terwijl het zuiden bleef zweren bij klinkende munt. (De Bank, de frank en de euro pagina 13)

De crisis die uit de lucht kwam vallen!

Deze crisis kwam uit de lucht vallen en ze was de schuld van iemand anders.

Dat is het fabeltje dat de mensen, die deze crisis gecreeerd hebben, de massa opdissen.

De waarheid ziet er een tikkeltje anders uit: onbekwame politici, marionetachtige centrale bankiers en blinde toezichthouders creeerden het klimaat dat de tovenaars uit de financiele industrie nodig hadden om gigantische kunstmatige winsten te genereren. Dat zulks onze welvaart en de toekomst van onze kinderen zou vernietigen was voor deze mensen niet belangrijk omdat hebzucht tot een deugd verheven werd.

De geschiedenis zal duidelijk maken waartoe de nalatigheid en misdadige onkunde uiteindelijk zal leiden doch vandaag is de verwarring en onduidelijkheid nog steeds allesoverheersend. De reden hiervoor is zonder meer klaar: de hooggeplaatste verantwoordelijken voor deze crisis zitten nog steeds comfortabel in hun zachte fauteuils en kunnen dus rustig verdergaan met het verdoezelen van de realiteit.

De vragen, die iedere burger met een klein beetje gezond verstand moet stellen, luiden als volgt:
Waarom zouden de verantwoordelijke politici, nalatige centrale bankiers en toezichthouders zichzelf de gevangenis in praten?
Is het voor de mensen die verantwoordelijk zijn voor deze crisis, aangezien ze nog steeds de touwtjes in handen hebben, niet veel gezelliger en veiliger om hun fouten toe te dekken en de massa op het verkeerde been te zetten?

maandag 16 januari 2012

Evolutie goudvoorraad NBB

De Nationale Bank van België was tot in 1988 een echte goudkever. Nadat de Belgische politici besloten om de goudreserves van de NBB te plunderen smolt de goudvoorraad als sneeuw voor de zon.

1988 goudvoorraad 1303 ton
1989 min 127 ton -> 1176 ton (gemiddelde goudprijs 381 USD per ounce)
1992 min 202 ton -> 973 ton (gemiddelde goudprijs 344 USD per ounce)
1995 min 175 ton -> 799 ton (gemiddelde goudprijs 384 USD per ounce)
1996 min 203 ton -> 596 ton (gemiddelde goudprijs 388 USD per ounce)
1998 min 299 ton -> 297 ton (gemiddelde goudprijs 294 USD per ounce)
1999 min 11 ton (Luxemburg) -> 286 ton min 27 ton (ECB) -> 258 ton
2000-2004 giften Munt -> 257 ton
2005 min 30 ton -> 227 ton

Op 31 december 2010 had de NBB nog 227.502 kilogram goud in bezit.
1.076.000 kilogram goud werden verkocht tegen absurd lage prijzen om blunderende politici uit de nood te helpen.

Vandaag noteert het goud 1.643 dollar per ounce of ongeveer 370% hoger dan de spotprijzen waartegen het goud van de NBB verkocht werd.

zondag 15 januari 2012

Ruiken jullie het geurtje ook?

Bij de verkoop van het NBB gebouw te Kortrijk was de uiteindelijke koper de Nationale Kas voor Beroepskrediet.
Om een of andere duistere reden verkocht de Nationale Bank haar gebouw te Kortrijk dus via een omweg aan de Nationale Kas voor Beroepskrediet:

Oorspronkelijke verkoper: de Nationale Bank van België;
Oorspronkelijke koper: Garage du Phare d’Ostende die 520.576,40 euro betaalt aan de NBB;
Een uur na de aankoop verkoopt de Garage du Phare d'Ostende het gebouw verder aan
De Nationale Kas voor het Beroepskrediet voor de som van 991.574,09 euro.

Meerwaarde: 90% binnen het uur!!!!!!!!!!!!!!

De Belgische Staat was opnieuw tweemaal de sigaar.
Opnieuw werden ook de privé aandeelhouders van de NBB vakkundig gepluimd.

Record bij verkoop gebouw te Kortrijk!

Bij de verkoop van het NBB gebouw in Kortrijk worden records gebroken.

Op 29/05/02 om 10.30 uur verkoopt de NBB het gebouw voor 520.576,40 euro

Op 29/05/02 om 11.30 uur verkoopt de koper het gebouw voor 991.574,09 euro

Dezelfde dag, binnen een uur, bij dezelfde notaris hetzelfde gebouw verkopen met een meerwaarde van 90%.

De aandeelhouders van de NBB en de Belgische Staat waren de sigaar.

Hasselt januari 2002

De Nationale Bank van België verkoopt het gebouw aan de Schiervellaan aan de pas opgerichte vennootschap Cobogra. Enkele weken later verkoopt Cobogra het gebouw aan de NMBS.

De NBB ontvangt 941.995 euro.
De NMBS betaalt 2.305.410 euro.

Cobogra realiseert een meerwaarde van 144,74% op enkele weken tijd.

De aandeelhouders van de NBB waren de sigaar.
De Belgische Staat was tweemaal de sigaar.
Leve het Algemeen Belang!

Het gefoefel te Hasselt in de Kamer

18/03/2002
KAMER-4E ZITTING VAN DE 50E ZITTINGSPERIODE

Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp dat de minister enkel kan antwoorden wat de NMBS haar meedeelt. Toch zou ik de minister willen vragen om dit verder te laten onderzoeken. Ik heb een aantal gegevens waaruit blijkt dat dit geen normale aankoop betreft.
Ik blijf zitten met het enorme prijsverschil dat werd betaald door immo-makelaar aan de Nationale Bank. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de Nationale Bank zich niet heeft gehouden aan een verkoopprijs die in de lijn van de marktprijs ligt.
Het is mij ook helemaal niet duidelijk waarom de NMBS niet rechtstreeks van de Nationale Bank kon kopen aangezien het toch gaat om een open procedure. De betrokken ambtenaar die bevoegd is voor de aankopen in Hasselt ziet dit gebouw vanuit zijn woning staan. Ik kan niet aannemen dat men het niet wist. Ik verneem ook dat het kantoor van de betrokken immo-makelaar pas in december door twee personen werd opgericht. Er zijn vermoedens dat het hier eerder gaat om een constructie met stromannen. Ik zou u willen vragen om dit te laten onderzoeken omdat het gaat om een aankoop met gemeenschapsgeld. Het gaat afgerond over 100 miljoen. Als ik het verschil maak tussen de verkoopprijs, die de Nationale Bank heeft gevraagd aan de immo-makelaar en de 100 miljoen die nu werd betaald, dan had men voor dat geld in alle stations van Limburg de perronaanwijzers en de omroepinstallaties kunnen maken. Het gaat immers om een bedrag van 60 miljoen. Ik zou willen aandringen op een onderzoek want velen begrijpen deze manier van handelen niet.

Machtsmisbruik: Luc Coene anno 1985!

Mieke Van den Berghe (CD&V) in Knack 21-02-07 pagina 18:

“Ik leidde Inbel pas een paar maanden en wou een folder uitgeven over pensioensparen, een initiatief van de ministers Guy Verhofstadt en Mark Eyskens. Mijn uitgangspunt was: ik moet mijn buurvrouw haarfijn uitleggen hoe dat zit en wat het met haar te maken heeft. Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om de naam of de foto van de bevoegde ministers in dat boekje af te drukken. Dat was not done en ik wou – dat geef ik toe – heiliger zijn dan de paus. Al snel werd ik op het kabinet van Verhofstadt ontboden. Ik zat daar in de wachtzaal een beetje benepen op een bankje tussen twee palmbomen. Naast mij: kabinetschef Luc Coene, die eiste dat ik toch een foto van zijn minister in dat boekje zou zetten. Ik weigerde beleefd en prompt draaide Verhofstadt, die minister van begroting was, de geldkraan dicht.”

Vraag in de Senaat.

In de senaat werd volgende vraag over deze zaak gesteld:

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). – De Financieel Economische Tijd van 29 juni jongstleden meldde dat de Nationale Bank haar minderheidsaandeelhouders zou hebben benadeeld door verschillende vastgoedtransacties ver onder de marktprijs te hebben gedaan.

Twee transacties vallen in het bijzonder op. Op 10 januari 2002 verkocht de Nationale Bank van België een pand in Hasselt voor 942.000 euro aan de vennootschap Cobogra. Die verkocht het pand een maand later bij authentieke akte voor 2,3 miljoen euro aan de NMBS. De onderhandse overeenkomst met de NMBS zou zelfs drie dagen na de verkoop door de Nationale Bank zijn gesloten. Ik stel vast dat de prijs waartegen de Nationale Bank het pand verkocht heeft, kleiner is dan vijf twaalfden van de prijs waartegen hetzelfde pand 3 dagen later aan de NMBS werd verkocht. De minister, een eminent jurist, kent ongetwijfeld de artikelen 1674 en 1675 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens mij is hier sprake van een benadeling van meer dan zeven twaalfden ten laste van de verkoper.

De verkoper kan normaal maar zelden de ontbinding van de verkoop vorderen.

De Nationale Bank verkocht een onroerend goed dat een maand later aan de NMBS werd verkocht tegen een prijs die meer dan zeven twaalfden hoger is dan de aanvankelijke verkoopprijs. Dat is toch wel vreemd, tenzij de evolutie van de grondprijzen in Hasselt deze stijging kan verklaren. Of gaat het om een fictieve prijs? Dat zou de zaak nog erger maken.

Ik vraag me dan ook af of de minister de regeringscommissaris niet de opdracht moet geven de Nationale Bank te vragen een burgerlijke vordering in te stellen om de ontbinding van die verkoop te bekomen wegens benadeling van het openbaar domein.

zaterdag 14 januari 2012

Onafhankelijkheid Hongaarse centrale bank in gevaar?

Wat was die stoute Hongaarse regering van plan?
De onafhankelijkheid van de centrale bank aan banden leggen?

Op pagina 54 van Knack van 11 januari 2012 kunnen we het lezen:
"Orban, de Hongaarse eerste minister, is ondertussen naar een autoritair eenpartijmodel afgegleden. De feitelijke overname van de nationale bank is het sluitstuk van zijn radicale hervormingsplan. Hij wil de reserves van de bank gebruiken om de gaten te dichten."

In België is dat niet meer nodig, daar hebben de onafhankelijke politieke marionetten van de NBB reeds lang uitgevoerd wat Orban nu wil verwezenlijken, de reserves van de NBB doorsluizen naar de bodemloze Schatkist om de gaten van degenen die hen benoemd hebben te dichten. In het geval van België was het onder meer nodig om frauduleus in de euro te geraken. In totaal werd meer dan tien miljard euro uit de reserves van de NBB geroofd. Daar gaat iedere Belg nog zwaar voor betalen.

Wel een toeval dat de naam van de Hongaarse eerste minister overeenkomt met die van de man die in 1850 verantwoordelijk was voor de oprichting van de NBB, minister Frère Orban.

vrijdag 13 januari 2012

Fraude in Hasselt?

Op 10 januari 2002 wordt het gebouw van de NBB te Hasselt verkocht aan de pas opgerichte vastgoedmaatschappij Cobogra voor de prijs van 991.574 euro.

Achtentwintig dagen later, op 7 februari 2002, bereikt Cobogra een overeenkomst met de NMBS voor de verkoop van datzelfde gebouw aan de NMBS voor de prijs van 2,3 miljoen euro.

Er wordt op 28 dagen dus een meerwaarde gerealiseerd van 1,3 miljoen euro of 132%.

De Belgische burger wordt tweemaal benadeeld:
eerst als aandeelhouder van de NBB aangezien de Staat 50% van de NBB bezit;
ten tweede als financier van de putten die de NMBS creëert.

Chronologie van de feiten volgens Cobogra:
18 september 2001
De Nationale Bank en Cobogra ondertekenen een onderhandse akte voor de verkoop van de gebouwen aan een ‘nog op te richten vennootschap’ voor de prijs van 991.574 euro. Er wordt een voorschot betaald en Cobogra krijgt alvast de sleutels van het gebouw.

5 december 2001
De nv Cobogra wordt opgericht bij notariële akte. Het kapitaal bedraagt 248.000 euro. De oprichtende partijen (50/50) zijn Julien Convents en Grafityp Engineering Europe (Bosman). Rond deze periode wordt Cobogra ook gecontacteerd door het makelaarskantoor van de NMBS. Wat later volgt al het eerst bod van de NMBS, voor 2,18 miljoen euro.

20 december 2001
De oprichting van Cobogra verschijnt in het Staatsblad.

10 januari 2002
De verkoop van NBB aan Cobogra wordt officieel vastgelegd.

14 januari 2002
De directie van de NMBS keurt de aankoop van het pand goed.

7 februari 2002
Cobogra en NMBS bereiken een overeenkomst voor de wederverkoop van het betrokken gebouw voor de prijs van 2,3 miljoen euro.

2 mei 2002
Julien Convents wordt uitgenodigd door de gerechtelijke diensten in Hasselt. Herman Bosman, ook aanwezig, wordt niet ondervraagd. Volgens onderzoeksrechter Delbrouck in Hasselt is het onderzoek “nog lopende.”

Het pleidooi van Coene in de Senaat

1-161 1-161
Sénat de Belgique Belgische Senaat
Annales parlementaires Parlementaire handelingen
SÉANCES DU JEUDI 29 JANVIER 1998 VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 29 JANUARI 1998

(Vervolg-Suite)

——————————————————————————–

WETSONTWERP TOT VASTSTELLING VAN HET ORGANIEK STATUUT VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIË (EVOCATIE)
Algemene bespreking

Verzoek om advies van de Raad van State

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coene.

De heer Coene (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de rapporteur voor het uitstekende verslag dat hij toch in moeilijke omstandigheden moest maken.

De wet bepaalt thans dat er naast de gouverneur vier tot zes directieleden mogen zijn. Op het ogenblik zijn er vijf. Het ontwerp stelt voor om dat aantal op te trekken naar vijf à zeven. Is dit verantwoord, nu de Nationale Bank een deel van haar opdrachten inzake het monetaire beleid verliest ? De regering verantwoordt haar beslissing met twee argumenten.

Ten eerste zijn er de talrijke aanvullende activiteiten van de bank en ten tweede biedt de nieuwe regeling meer soepelheid.

Ik zal aantonen dat beide argumenten naast de kwestie zijn.

De tweede tabel in de bijlage bij het verslag geeft een overzicht van het aantal personeelsleden, leden van bestuursorganen en directieleden en ook van het aantal personeelsleden per directielid. De Nationale Bank scoort hoog voor dit laatste punt en komt zo naar voor als een zeer efficiënte en productieve instelling.

Die statistiek geeft echter een enorm vertekend beeld van de situatie. Iets meer dan de helft van de personeelsleden houdt zich immers bezig met activiteiten zoals de risicocentrale en de consumentenkredietcentrale. Dat zijn zeer arbeidsintensieve activiteiten, die echter geen directie nodig hebben, aangezien het hier gaat om een zuivere toepassing van de wetgeving en er geen beleidsbeslissingen moeten worden genomen. Als men van de 2 873 personeelsleden die er aftrekt die met andere activiteiten bezig zijn, dan komt men tot 1 370 personeelsleden die zich met centrale taken bezighouden. Dat is dus 228 effectieven per directielid, wat al aan de lage kant is vergeleken met andere centrale banken van kleine landen.

Volgens het ontwerp kunnen er voortaan acht directieleden worden benoemd, de gouverneur inbegrepen, en dan komt men aan 170 personeelsleden per directielid. Dat is het laagste aantal van alle centrale banken. Dit illustreert dat het hier helemaal niet gaat om de noodzaak aan bijkomende directieleden, maar wel om een zuiver politieke aangelegenheid. Men wil voor bepaalde vrienden blijkbaar plaatsjes bijcreëren

In de commissie kwam de vice-eerste minister aandraven met het argument dat de integratie van het Herdisconterings- en Waarborgsinstituut bijkomende taken zal opleggen. Het gaat over 60 bijkomende personeelsleden, wat geen bijkomende directieleden verantwoordt. Dit is dus een argument naast de kwestie.

Het tweede argument dat was dat van een grotere soepelheid. Door de nieuwe vereisten die het ontwerp inzake het taalevenwicht op het directieniveau oplegt, zou er meer speelruimte nodig zijn. Ik zie niet goed in waarom vier tot zes directieleden minder speelruimte laten dan vijf tot zeven. Dit is dus ook geen valabel argument.

We komen tot de conclusie dat hier de oude politieke cultuur aan bod komt. In de media werd genoeg gealludeerd op de politieke vrienden waarvoor nieuwe plaatsen moeten worden gecreëerd. Dit staat haaks op de nood aan een efficiënt bestuur in publieke instellingen. We betreuren dat de meerderheid hierin meespeelt en dit heeft goedgekeurd in de commissie. De vice-eerste minister heeft deze maatregel bovendien opgenomen in een dringend ontwerp om elke discussie te kortwieken.

Een laatste probleem dat ik wil aanbrengen, is dat van de leeftijdsgrens. Deze wordt in artikel 27 op 67 jaar vastgesteld, maar het tweede en derde lid van dat artikel verschuift die leeftijdsgrens al naar 70 jaar. Dit zorgt voor een grotere afhankelijkheid van de gouverneur en de directieleden tegenover de minister van Financiën. Het is een wapen in de hand van de minister om de mandaten van te onafhankelijke leden de laatste drie jaar niet te verlengen. Ik betreur dit omdat dit ontwerp juist een grotere onafhankelijkheid moest verzekeren.

29 januari 1998

Op 29 januari 1998 pleit senator Luc Coene tegen de verhoging van het aantal directeurs bij de NBB. Hij houdt er op dat ogenblik geen rekening mee dat hij ooit nog in aanmerking zal komen voor dergelijke benoeming want hij kon toen uiteraard niet weten dat Verhofstadt een jaar later op een meesterlijke manier de dioxinecrisis zou misbruiken om aan de macht te komen.

Senator Coene zegt op 29 januari 1998 letterlijk: “Men wil voor bepaalde vrienden blijkbaar plaatsjes bijcreëren”.

Bij koninklijk besluit van 30 juli 2003 wordt de heer Luc Coene met ingang van 4 augustus 2003 benoemd tot de zevende directeur van de NBB.

Eigenaardig genoeg protesteert Coene niet tegen deze benoeming.

Boekjaar 2000

Over het jaar 2000 ontving de Staat rechtstreeks +/-767 miljoen euro van de NBB.

De privé aandeelhouders, die volledig het kapitaal aangebracht hebben, kregen bruto 12,3 miljoen euro als dividend.

Het probleem is niet dat de Staat 767 miljoen euro ontving want op die 767 miljoen heeft de Staat wel degelijk recht, de NBB is nu eenmaal een speciale onderneming. Het probleem is dat de politici op allerlei manieren ook de resterende 400 miljoen, die aan de NBB toekomt, volledig scheef proberen te slaan terwijl ze maar recht hebben op 60% van die 400 miljoen.

Het NBB verhaal is een schaamteloos spektakel waar mensen, die geloven dat zij boven de wet staan, dachten hun willekeur te kunnen botvieren zonder ooit tegen de lamp te lopen.

De roof van de deviezenreserves: besluit

Nadat men begonnen was met de plundering van de reserves, die zonder enige twijfel eigendom waren van de Bank en haar aandeelhouders, moest men enkel nog een paar gewillige rechters vinden om de mensen die beroofd waren in het ongelijk te stellen en hen bovendien nog de maximale rechtplegingsvergoeding aan hun broek te smeren.

Een gewillige raadsheer Henry Mackelbert leverde een op maat geschreven arrest af.
Naar verluidt zou mijnheer Mackelbert, net als de advocaat van de Staat, een trouw lid van de loge zijn.

Van het maximum van 952 miljoen euro stond er op 31 december 2008 nog 150 miljoen euro op de bewuste reserverekening, in 2009 werd ze op nul gezet.

Iedere burger, die zich neerlegt bij dergelijke willekeur en machtsmisbruik, moet achteraf niet komen klagen als ze hem of haar vroeg of laat te pakken nemen.

De roof van de deviezenreserves part II.

Krachtens de overeenkomst van 8 juli 1998 tussen de Staat en de Bank draagt deze laatste voortaan alle risico's met betrekking tot haar transacties in het kader van het autonome beheer van haar valutategoeden. Daartoe heeft de Bank in 1998 een voorziening aangelegd ter dekking van eventuele wisselkoersverliezen. Deze voorziening maakt, samen met de positieve herwaarderingsverschillen op vreemd valuta, deel uit van een buffer waarmee dergelijke verliezen worden ingedekt.
(jaarverslag NBB over het jaar 2000 pagina 93)

Klaar en duidelijke taal:
de NBB draagt alle risico's voor het autonome beheer van de valutategoeden van de NBB;
de Bank legt een voorziening aan om die risico's te dekken.

Die reserve werd aangelegd nadat de Staat haar deel in de winst ontvangen had en na belastingen!

Nergens werd voorzien dat die reserve, voor 100% eigendom van de NBB, gebruikt mocht worden om de putten in de begroting te dichten.

De roof van de deviezenreserves.

In 1998 sluit de NBB een "geheim" akkoord met de minister van financiën over de deviezenreserves van de Staat en de NBB. In dat akkoord staat heel duidelijk dat de NBB vanaf dat moment zelf verantwoordelijk is voor haar eigen deviezenreserves en dat ze daarvoor zo snel mogelijk een reserve moet aanleggen om zich te wapenen tegen eventuele valutaverliezen in de toekomst.

Bij de NBB gaan ze direct aan het werk en op het moment dat de winsten bij de NBB de pan uitswingen wordt die deviezenreserve gebruikt om de uit te keren winst zo laag mogelijk te houden. Op 31 december 2001 zit er 925 miljoen euro (jaarverslag 2003 pagina 83) in die reserve en op dat moment gaan Verhofstadt & co die reserve gebruiken om de begroting kunstmatig in evenwicht te brengen.

Over het boekjaar 2000 wordt het resultaat van de NBB als volgt verdeeld:
(in duizenden euro)
1.146.892 bruto resultaat
496.640 aandeel van de Staat
650.252 saldo na toekenning aan de Staat

233.022 algemene kosten
12.508 uitzonderlijke kosten
29.415 afschrijvingen
24.793 voorzieningen
350.514 resultaat na kosten

252.804 belastingen, taksen en heffingen

98.710 winst van het boekjaar

Op een resultaat van 350,5 miljoen euro betaalt de NBB dus 252,8 miljoen euro belastingen of een belastingstarief van 72%!!!!!!!!!

Daar klopt dus iets niet.

Dat komt omdat men onderweg 173 miljoen in die reserve voor toekomstige wisselkoersverliezen voor de eigen deviezenreserves van de NBB heeft gepompt nadat men deze eerst belast had.

In 2000 ontvangen de privé aandeelhouders een bruto dividend van 12,3 miljoen euro!

dinsdag 10 januari 2012

Papier zonder remmen.

Dit is wat er gebeurt als je politici toelaat om geld te drukken zonder dekking.

Tussen 1878 en 1913 (35 jaar) steeg de geldhoeveelheid per inwoner met 100%.

Tussen 1913 en 1944 (31 jaar) steeg de geldhoeveelheid per inwoner met 1400%.

Tussen 1944 en 2009 (65 jaar) steeg de geldhoeveelheid per inwoner met 15800%.

Tussen 1850 en 2011 steeg het eerste dividend van de privé aandeelhouders van de NBB met 0%.
Voor de privé aandeelhouders van de NBB heeft de tijd stilgestaan, hun dividend van 60 frank uit 1851 is vandaag nog steeds gelijk aan 60 frank.

De evolutie van de geldhoeveelheid.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was de totale geldhoeveelheid in het koninkrijk België gestegen tot 3,64 miljard frank tegenover 1,34 miljard frank vijfendertig jaar daarvoor in 1878.

Ondertussen was de Belgische bevolking gegroeid van 5,52 miljoen in 1880 tot +/-7,5 miljoen in 1913.
De totale geldhoeveelheid per Belg steeg bijgevolg van +/-243 frank in 1878 tot +/-485 frank in 1913. (De Bank, de frank en de euro pagina 83)

Na de operatie Gutt in oktober 1944 bedroeg de totale geldhoeveelheid in België 57,4 miljard frank en had België een bevolking van ongeveer 8,4 miljoen inwoners. Zodoende bedroeg de geldhoeveelheid per hoofd van de bevolking eind oktober 1944 ongeveer 6.833 frank. (De Bank, de frank en de euro pagina 167)

Op 1 maart 2009 bedroeg de totale geldhoeveelheid in de eurozone 9.400 miljard euro, verdeeld over ongeveer 350 miljoen inwoners komt dit overeen met gemiddeld 1.083.414 frank per inwoner van de eurozone.(website museum van de Nationale Bank van België)

maandag 9 januari 2012

Moegestreden?

In De Standaard van zaterdag 7 januari schreef één of ander groot licht het volgende: "Nationale Bank was ooit een aandeel waarvoor gevochten werd maar de minderheidsaandeelhouders lijken moegestreden".

Moegestreden?
We zijn juist begonnen.

Een Nationale Bank aandeel is en blijft meer waard dan tienduizend euro per aandeel!!!
Of de koers 1.500 of 5.000 euro noteert verandert daar helemaal niks aan.

Nogmaals duidelijk stellen:
de intrinsieke waarde van een NBB aandeel bedraagt vandaag, zonder rekening te houden met de waarde van het goud, ongeveer 17.000 euro per aandeel;
indien we rekening houden met zeer zware verliezen op de obligaties in portefeuille blijft een NBB aandeel, zonder rekening te houden met het goud, nog steeds meer dan tienduizend euro per aandeel waard;
het goud, dat zonder enige twijfel eigendom is van de aandeelhouders, is vandaag ongeveer 20.000 euro per aandeel waard. Deze 20.000 euro is, als we rekening houden met het bevoorrecht deel van de staat, voor de privé aandeelhouders gelijk aan 16.000 euro per aandeel.

Opgeven?
Ben je gek?

Het fortuin van Leopold II

Leopold I overleed in 1865 en liet zijn zoon Leopold II een fortuin van 15 miljoen frank na.

"Na de dood van zijn vader in 1865 hield Leopold vast aan het idee dat zij moesten uitkijken naar een kolonie. Hij zei dat hij dit zijn vaders' nagedachtenis verschuldigd was. Zijn adviseurs herinnerden hem eraan dat de Belgische regering hiermee niks te maken wilde hebben omdat Belgen zakenmensen waren, koloniën en kolonisaties, zeker de nieuwe gebieden in de tropen, werden beschouwd als bad business. De Koning reageerde door te zeggen dat hij de kosten dan wel zelf zou dragen. In feite was Leopold II op dat ogenblik één van de rijkste mannen in Europa aangezien hij 15 miljoen frank (600.000 pond sterling) had geërfd van zijn ouders. Al snel vermeerderde hij dit kapitaal door succesvol te gokken met aandelen van het Suez kanaal." (The scramble for Africa door Thomas Pakenham pagina 13/14)

The scramble for Africa (ISBN 978-0-349-10449-2) is een absolute must voor mensen die een betere kijk willen krijgen op de geschiedenis van Afrika en de oorzaken waarom Afrika vandaag is wat het is.

Ik haal deze historische feiten aan omdat zij opnieuw heel mooi illustreren hoe groot het verschil is tussen de monetaire realiteit in de tweede helft van de 19de eeuw en die van heden. Vijftien miljoen frank was een onwaarschijnlijk fortuin in 1865, vandaag is het de prijs van een middelgrote woning met een paar honderd vierkante meter grond.

Met deze hedendaagse peanuts financierde Leopold II de extreem dure expedities en de kolonisatie van Congo, dat met een oppervlakte van 2.344.858 vierkante kilometer 77 keer groter was dan België.

1878 De samenstelling van de geldhoeveelheid!!!!

In 1878 was de totale geldhoeveelheid in België als volgt verdeeld:
405 miljoen frank in goudstukken
253 miljoen frank in zilveren vijffrankstukken
28 miljoen frank in andere pasmunt
Totaal muntstukken 686 miljoen frank

314 miljoen frank in bankbiljetten

341 miljoen frank giraal geld

Totale geldhoeveelheid in omloop in het koninkrijk België = 1,34 miljard frank.
(De Bank, de frank en de euro pagina 83)

In 1880 waren er in België ongeveer 5,52 miljoen inwoners.
Zodoende was er per Belg toen gemiddeld ongeveer 243 frank in omloop!!!!!!!!!
Aangezien er toen ook miljonairs waren moest Jan Modaal het met een paar centen stellen.

Vergelijk de totale geldhoeveelheid van 1,34 miljard frank uit 1878 met onze staatsschuld die vandaag officieel bijna 15.000 miljard frank bedraagt en je begrijpt opnieuw dat een frank uit de tweede helft van de 19de eeuw niet hetzelfde is als een frank vandaag.

Voor de aandeelhouders van de Nationale Bank van België bedraagt het eerste dividend van 6% op hun kapitaal van 1.000 frank uit 1850 vandaag nog steeds 60 frank!

zaterdag 7 januari 2012

75 miljoen frank!

In de loop van 1853 wordt de kaap van 75 miljoen frank in biljetten gerond. In gans België zijn er dan voor 75 miljoen frank biljetten in omloop, veertien jaar later is de waarde van de biljetten in omloop gestegen tot een onwaarschijnlijke 120 miljoen frank.

De NBB besteedde veel aandacht aan de veiligheid en kwaliteit van haar drukwerk en de bevolking raakte meer en meer vertrouwd met de biljetten van de NBB die op dat moment nog volledig gedekt waren door metaal.

In de eerste weken van juli 1870 ging het echter bijna mis. Toen de oorlogsdreiging tussen Frankrijk en Pruisen steeds groter werd, verloren zowel de onervaren minister van financiën Pierre Tack als de nieuwe gouverneur van de Bank Eugène Prévinaire hun koelbloedigheid. Uit vrees voor speculatieve aanvallen op de metaalreserves van de Bank werden draconische maatregelen genomen: de discontovoet werd verdubbeld tot 5%, de inwisselbaarheid van biljetten in de agentschappen van de NBB werd opgeschort enzovoort. Als klap op de vuurpijl werden de edelmetaalreserves met veel gedruis in een colonne verhuiswagens afgevoerd van Brussel naar de citadel van Antwerpen. Naar aanleiding van die ongelukkige vertoning, sommigen noemden het een lijkstoet, brak onder de bevolking paniek uit zodat de hoofdzetel van de Bank werd overspoeld door mensen die biljetten wilden omwisselen in munten. Tot grote verontwaardiging van het publiek vond de Bank er niets beters op dan alle loketten, op één na, te sluiten. (De Bank, de frank en de euro pagina 62-63)

Merk op dat men steeds spreekt over de metaalreserves van de Bank die op dat moment nog een 100% private vennootschap was.
Bij een vereffening van de NBB zouden op dat ogenblik 100% van de reserves verdeeld worden onder de privé aandeelhouders, het zou tot 1927 duren alvorens de Staat recht kreeg op een deel van de reserves bij een mogelijke vereffening.

1 maart 1859 kapitaal volstort!

Zoals eerder verteld werd aanvankelijk slechts drievijfde van het kapitaal volstort omdat 25 miljoen frank in die tijd blijkbaar te veel geld was om een centrale bank op te starten. Op 29 juni 1855 besluit de raad van bestuur van de NBB om, op vraag van de minister van financiën, over te gaan tot het volstorten van het kapitaal.

Op 31 december 1856 waren er 14.003 aandelen aan toonder en 10.997 aandelen op naam.
De 10.997 aandelen op naam waren verdeeld onder 212 aandeelhouders, vijf jaar eerder waren er slecht 113 aandeelhouders die samen 11.189 aandelen op naam bezaten.

In die tijd was vierhonderd frank per aandeel, het resterende tweevijfde van het kapitaal dat nog moest volstort worden, nog veel geld en gelet op het feit dat de 25.000 NBB aandelen verspreid waren onder honderden aandeelhouders was men genoodzaakt om het kapitaal in verschillende schijven op te vragen, een eerste op 1 september 1855 en een laatste schijf op 1 maart 1859, zodat alle aandeelhouders een redelijke kans kregen om de nodige franken bijeen te sprokkelen. (jaarverslag 1856 pagina's 8 en 9)

32 miljard frank schuld

Sinds de grote operaties in 1948 heeft de Belgische Staat nog steeds een schuld van 32 miljard frank aan de NBB.

Gladde politici en onafhankelijke directeurs van de NBB hebben ervoor gezorgd dat de NBB jaarlijks ongeveer 800 miljoen frank betaalt aan de Staat omdat de Staat voor 32 miljard frank in het rood staat bij de NBB.

Je kunt het zo gek niet bedenken of bij de NBB kun je het vinden.

In 1948 was overeengekomen dat de Staat die schuld zo snel mogelijk zou terugbetalen doch daar kwam uiteindelijk niks van in huis.

Op de jongste algemene vergadering vertelde de directie dat men stilaan naar een oplossing moest zoeken voor dit probleem.
Laat het duidelijk zijn dat 32 miljard frank uit 1948 niet gelijkstaat met 32 miljard frank vandaag.

Officiël wisselkoersen per 31 december 1948

Jaarverslag NBB 1948 bijlage 5

1 pond sterling = 176,625 BEF
1 USD = 43,83 BEF
1 CAD = 44,01 BEF
1 Franse frank = 16,62 BEF (rekening houdend met de operatie in de jaren '70)
1 Nederlandse gulden = 16,52 BEF
1 Zwitserse frank = 10,12 BEF
1 Deense kroon = 9,13 BEF
1 Noorse kroon = 8,83 BEF

Zo krijg je een beter beeld van de evoluties op langere termijn.

dinsdag 3 januari 2012

De prijs van onroerende goederen in de jaren 1850!

In het jaarverslag over 1851 lezen we het volgende:
"Betreffende de aankoop van lokalen voor de huisvesting van de kassen, kantoeren, ateliers en de huisvesting van de gouverneur heeft de raad van bestuur vanaf de eerste dag zijn speciale aandacht gevestigd op dit punt.
Verschillende elementen waren van het allergrootste belang om de keuze voor zulk een gebouw te bepalen. De gebouwen moesten voldoende ruimte bieden om er op een afdoende manier te kunnen werken, de gebouwen moesten onmiddellijk beschikbaar zijn om er met spoed de nodige verbouwingswerken te kunnen uitvoeren, het terrein moest voldoende groot zijn om de nodige uitbreidingswerken te kunnen uitvoeren, bij voorkeur moesten alle gebouwen en diensten op één en dezelfde plaats samengebracht kunnen worden, bovendien moest de locatie zo centraal mogelijk gelegen zijn in de hoofdstad.
Na talrijke zoektochten, na minutieus alle voor- en nadelen onderzocht te hebben van alle lokalen die werden aangeboden, heeft de raad gedacht dat er geen enkel zo nauw aansloot bij hetgeen we nodig hadden dan l'hôtel de M. le comte Charles de Marnix dat we konden aankopen tegen gematigde voorwaarden en waarover we onmiddellijk konden beschikken.
Deze aankoop werd voltooid op 11 oktober 1850 en de algemene raad heeft deze aankoop goedgekeurd op 23 november tijdens haar eerste vergadering. (jaarverslag 1851 pagina 6 en 7)

De uitgaven gedaan voor de aankoop van gebouwen, materieel en meubilair bedroegen 660.321,99 frank.
De uitgave van 660.321,99 frank omvatte volgende elementen:
1.de aankoopprijs voor het gebouw van graaf Marnix in de Koningsstraat te Brussel;
2.de aanpassingswerken en de constructie van de nieuwe gebouwen op het terrein te Brussel;
3.het gebouw van de bank te Antwerpen;
4.een huis in de Abrikozenstraat aanpalend aan het gebouw in de Koningsstraat.

In totaal werd voor de aankopen en verbouwingswerken 594.154,06 frank uitgegeven;
de uitgaven voor het materieel en de meubelen bedroegen 66.167,86 frank;
de totale kostprijs beliep 660.321,92 frank.
(jaarverslag 1851 pagina's 13 en 14)

Merk op dat de opsteller van het jaarverslag een foutje maakte van 7 centiem!
Dat gebeurde in die tijd regelmatig en om de haverklap vind je in die oude jaarverslagen cijfers die met de hand verbeterd werden.

De wet van Gresham

Anno 1832 stemde de officiële goud-zilverratio ongeveer overeen met de commerciële prijsverhouding tussen de beide edelmetalen. Gedurende de daaropvolgende twee decennia daarentegen vertoonde de relatieve marktprijs van het zilver over het algemeen een dalende trend. Aangezien de officiële koers niet werd aangepast, trad de zogenaamde wet van Gresham in werking. Gouden munten raaktenofficieel ondergewaardeerd en verdwenen uit de circulatie, zodat de geldomloop werd gedomineerd door zilverstukken. In 1849 keerde de prijsverhouding tussen goud en zilver om als gevolg van de spectaculaire goudvondsten in Californië en kort daarop in Australië. Het gevaar dat Franse goudstukken massaal het land zouden binnenvloeien en het zilvergeld zouden verdringen, werd bijgevolg steeds groter. Dat risico was niet denkbeeldig aangezien de productie van goudstukken in België slechts weinig voorstelde en Franse munten in ons land wettig betaalmiddel waren.

Frère-Orban, principieel tegenstander van het bimetalisme vanwege het inherent instabiele karakter ervan, maakte van de dreiging gebruik om met de wet van 28 december 1850 de enkelvoudige zilverstandaard in te voeren. België volgde daarme het voorbeeld van Nederland dat drie jaar eerder reeds op het zilveren monometallisme was overgeschakeld. Concreet betekende dit dat geen Belgische goudstukken meer mochten worden aangemunt en dat de goudstukken geen wettig betaalmiddel meer waren. Met dit laatste verbrak België, wat het goud betrof, de feitelijke monetaire unie met Frankrijk. Nochtans werden de banden met de landen waar een ander geldstelsel gold, niet helemaal verbroken. De Nationale Bank mocht immers een kwart van haar metaalvoorraad in goud aanhouden, wat haar de mogelijkheid bood verder goudstukken aan te kopen, maar dan wel tegen de heersende marktprijs.

De monetaire hervorming van Frère-Orban stuitte op heel wat verzet. De Belgische bevolking gebruikte in het binnenlandse betalingsverkeer reeds meer dan een halve eeuw overwegend Franse munten. Aan het einde van de jaren 1850 bestond de omloop van zilvergeld in België voor bijna 90% uit Franse muntstukken, die trouwens hetzelfde gewicht, gehalte, vorm en koers hadden als de Belgische zilverstukken, alleen de beeltenis verschilde. Daarom beschouwde het publiek het Franse geld als nationale muntstukken, temeer daar de Franse zilveren munten ook na 1850 in België wettig betaalmiddel bleven. In een dergelijke context was het voor de bevolking moeilijk te vatten waarom een gouden Louis, het Frans muntstuk van 20 frank, plotseling minder waard was dan vier écus, de Franse zilveren vijffrankstukken.

Het plan van Frère-Orban, om via de afkondiging van de zilveren standaard de monetaire stabiliteit te bevorderen, liep dan ook op een mislukking uit. De gevreesde toevoer van Franse goudstukken kwam inderdaad geleidelijk op gang en bereikte in 1854 een eerste hoogtepunt, waardoor een tekort aan zilverstukken ontstond. Dit betekende voor de Nationale Bank het startsein om actief in de metaalgeldomloop te inteveniëren, hoewel dat niet expliciet tot haar takenpakket behoorde. Ze verkocht een gedeelte van haar buitenlandse wisselportefeuille teneinde uit Parijs zilverstukken te kunnen invoeren. (De Bank, de frank en de euro pagina's 65 en 69)

We zien dus hoe de NBB van in het begin werk maakte van het uitbouwen van haar voorraad edelmetaal. Hierbij herhaal ik nogmaals het belang van het feit dat de aandeelhouders bij de oprichting van de NBB hun aandelen betaalden met edelmetaal in de periode van het bimetalisme waarbij zilver in een bepaalde verhouding gelijkgeschakeld was met goud. De bewering dat het goud van de NBB niet van de NBB is mag dan ook beschouwd worden als een zuivere vervalsing van de geschiedenis of de ontkenning van de realiteit. Mensen die publiekelijk de Holocaust ontkennen worden gerechtelijk vervolgd, misschien moet hetzelfde gebeuren met de mensen die beweren dat het goud van de NBB niet van de NBB is.

maandag 2 januari 2012

Goud is geld!

Het wantrouwen van het publiek tegenover het papiergeld bleef aanvankelijk zeer groot. Aan het einde van de jaren 1870 vertegenwoordigde de muntspecie nog meer dan tweederde van de totale chartale geldhoeveelheid. Tot 1873 waren munten trouwens het enige wettige betaalmiddel. Het juridische kader van het metalen standaardgeld ging terug tot de muntwet van 5 juni 1832. Naar Frans model werd onze geldeenheid, de Belgische frank, gedefinieerd als 5 gram zilver met een gehalte van 90% Die wet legde tegelijkertijd de basis voor de aanmunting van goudstukken, waarbij de waarde van 1 gram goud gelijk werd gesteld aan 15,5 gram zilver. (De Bank, de frank en de euro pagina 63-65)

Nu even opletten:
we weten dat een NBB aandeel bij de oprichting in 1850 duizend frank kostte:
duizend frank kwam dus overeen met 4,5 kilogram fijn zilver;
4,5 kilogram zilver was wettelijk gelijk aan 290,32 gram goud;
290,32 gram goud staat vandaag gelijk met 11.383 euro.

Volgens die berekening komt duizend frank voor een NBB aandeel in 1850 vandaag overeen met 11.383 euro.

Hierbij moeten we wel rekening houden dat de goudprijs vandaag sterk ondergewaardeerd is tegenover de situatie in 1850, de goudprijs heeft immers bijlange niet de evolutie van de koopkracht gevolgd. Aangezien goud, historisch gezien, op lange termijn steeds zijn waarde behoudt heeft de goudprijs nog een flinke inhaalbeweging tegoed om terug op het koopkrachtniveau uit 1850 te geraken.

Bij de berekening hield ik enkel rekening met het gehalte fijn zilver. Indien de wet van 5 juni 1832 uitging van 5 gram zilver per frank dan komt de hoeveelheid fijn goud voor een NBB aandeel op 322,58 gram. Kan iemand hierover duidelijkheid verschaffen?

31 december 1851

Op 31 december 1851 werd het eerste volledige boekjaar afgesloten en het jaarverslag over 1851 werd op 23 februari 1852 door de gouverneur voorgelegd aan de Algemene Vergadering der aandeelhouders.

In 1850 was de Nationale Bank van start gegaan met 25.000 aandelen van 1.000 frank. De aandelen werden echter slechts voor drievijfde volstort, de resterende tweevijfde of tien miljoen frank zou later pas opgevraagd worden indien de uitbreiding van de activiteiten dit zouden vereisen (jaarverslag pagina 6). Bij de start waren er slechts twee aandeelhouders namelijk:
de Socièté Générale met 15.000 aandelen;
de Banque de Belgique met 10.000 aandelen.

Vijftien miljoen frank was in die tijd voldoende om een centrale bank op te richten, een frank uit 1850 woog immers een beetje zwaarder dan vandaag. Een spinster verdiende in 1848 bijvoorbeeld 18 centiem per dag (Gedenkboek ASLK pagina 56). Inflatie moest in die tijd nog uitgevonden worden en bepaalde getallen uit die periode komen nu gewoon lachwekkend over.

In 1873 bedroegen kapitaal en reservefonds van de Société Générale samen 76 miljoen frank. De begroting van de Belgische Staat werd in hetzelfde jaar op 302 miljoen frank berekend. (Gedenkboek ASLK pagina 34)

De werkdag was zeer lang, gemiddeld 10 à twaalf uur. In de vlasindustrie kende men de 78-urenweek. Naargelang van de industrietak schommelden de daglonen tussen 2,26 frank en 3,30 frank (in 1880). Toen kostte een kilogram roggebrood 12 centiem, een kilogram aardappelen 14 centiem en een kilogram spek 70 centiem. (Gedenkboek ASLK pagina 35)

Omwille van het hoge risico gingen de twee NBB aandeelhouders van het eerste uur snel over tot het verkopen van een deel van hun aandelen. Belgische politici en notabelen gingen actief op zoek naar investeerders die de jonge Belgische Staat wilden steunen door aandeelhouder te worden van de Nationale Bank van België.

Op 31 december 1851 was de situatie als volgt (pagina 10 jaarverslag 1851):
13.950 aandelen aan toonder waren, op hun verzoek, geleverd aan de Banque de Belgique en de Socièté Générale of aan andere partijen die door hen aangeduid waren; 139 aandelen aan toonder werden terug naar de NBB gezonden om op naam gesteld te worden zodat het aantal aandelen aan toonder op 31 december 13.811 bedroeg.
De 11.189 aandelen op naam waren verdeeld, buiten de twee hoofdaandeelhouders, onder 111 aandeelhouders onder dewelke er 40 waren die minder dan tien aandelen bezaten, het minimum van het aantal dat voorzien was in artikel 46 van de statuten om deel te mogen nemen aan de Algemene Vergadering en te mogen stemmen. Dit recht kwam zodoende toe aan 71 aandeelhouders zonder de vertegenwoordigers van de twee hoofdaandeelhouders die door hen mochten aangeduid worden volgens artikel 61 der statuten.

Oproep !

Beste NBB-sympathisanten,


Ik zou een warme oproep willen doen om u, via bijgevoegd e-mailadres,aan te melden om “auteur” te worden. Zodoende kunt u altijd berichten plaatsen.
Zulke berichten komen beter tot uiting dan berichten die geplaatst worden via de rubriek “reacties”.
Aanmelden via : nbbactiegroep@gmail.com



Een voorspoedig en gelukkig 2012 !

Aandeelhouders NBB in blijde verwachting!

Volgens het artikel van onze voormalige Echo de la Bourse krijgen we volgend jaar dus een dividend van 4.125 euro per aandeel.

Het dividend is voor alle aandeelhouders gelijk, als het aandeel van de Staat in het dividend 825 miljoen euro bedraagt krijgen de privé aandeelhouders hetzelfde of 4.125 euro per aandeel.

Heel goed nieuw dus of zou de journalist van dienst niet goed weten waar hij het over heeft?