woensdag 5 december 2012

Bluffen en manipuleren, de val van het Bretton Woods-Systeem

Een vorig bericht over het uiteenvallen van het Bretton Woods-Systeem besloot ik met de profetische woorden van professor Dupriez, naar aanleiding van de sluiting van de Londense goudmarkt dd. 15 maart 1968 en de daaropvolgende beëindiging van de goudpool, over het beslissende keerpunt in de geschiedenis van het internationale geldstelsel.

Nog drie jaar en vijf maanden zouden politici en monetaire overheden de schijn ophouden en de markt min of meer in bedwang houden door bluf en dreigementen.
Tot op 15 augustus 1971 president Nixon noodgedwongen de handdoek in de ring moest gooien.

De huidige crisis is een rechtstreeks gevolg van die gebeurtenissen in de monetaire geschiedenis.
Ik zal nu verdergaan met dit verhaal en ik zal gemakkelijkheidshalve citeren uit het boek "De Belgische frank, anderhalve eeuw geldgeschiedenis", van professor Valery Janssens dat in 1976 gepubliceerd werd.
Professor Janssens is een onafhankelijke getuige, die de gebeurtenissen live meegemaakt heeft en die zijn boek schreef zonder op de hoogte te zijn wat er zich in de toekomst zou afspelen.
Professor Janssens beschreef perfect de gebeurtenissen tussen de beëindiging van de goudpool en de definitieve begrafenis van het Bretton Woods-Systeem. Het verhaal begint op pagina 391 van zijn boek.
De Londense goudmarkt heropende op 1 april 1968 en gaf voortaan vrije noteringen aan het goud, die niet meer aan de officiële dollarpariteit gebonden waren; die pariteit gold alleen nog voor de goudtransacties tussen de centrale banken.
Onder invloed van de bekende wet van Gresham moesten die transacties onvermijdelijk teruglopen want het goud was meer en meer het goede internationale geld dat door het minder goede (papier) uit de omloop werd gedreven.
De dollar bleef welliswaar nog voor "gewettigde monetaire doeleinden" inwisselbaar, maar voor vele centrale banken gold het als een soort regel van "internationale fair play" om van die inwisselbaarheid niet teveel gebruik te maken.

Op de vrije markt te Brussel steeg de goudprijs in maart 1968 tot een maximum van 67.000 frank per kilogram fijn, dit is 19% boven de officiële prijs van 56.300 frank zoals hij voortvloeide uit de wettelijke goudpariteit van de frank.
Tegen het einde van het jaar klom hij zelfs boven de 71.000 frank en op 8 mei 1969 werd een maximum van 78.500 frank bereikt (39% boven de officiële prijs).

In vergelijking met de officiële pariteit werden de houders van bankbiljetten voortaan gepenaliseerd wanneer ze die biljetten omzetten in goud. Zulks betekende evenwel niet dat de reële koopkracht van het fiduciaire geld een plotse wijziging had ondergaan, want de prijsindexcijfers vertoonden in die maanden weinig verandering. Maar ook wat dat betreft, lag een sombere toekomst in het verschiet.

De vrije goudprijs op de markt te Brussel liep in 1970 opnieuw terug tot vrij dicht bij de officiële prijs maar het zou de laatste keer zijn dat de goudmarkt zoveel vertrouwen in het wettelijke geld weerspiegelde.
De weekstaten van de Nationale Bank gaven in de jaren na 1968 een goed beeld van de inkrimping van de officiële goudbewegingen, vooral wanneer men abstractie maakt van de bijzondere transacties met het IMF, met de Bank voor Internationale Betalingen te Bazel, waaraan België goudcertificaten terugbetaalde, en in het raam van de Beneluxovereenkomst over de vernauwing van de wisselkoersmarges.

Vanaf 1972 had het goud praktisch opgehouden als internationaal betaalmiddel te worden aangewend in het officiële betalingsverkeer. Het handhaafde zich wel nog als internationale waardestandaard en als instrument van reservevorming.
Ondertussen onderging zijn internationaal statuut verdere belangrijke wijzigingen. Zoals reeds vermeld trof het IMF op 30 december 1969 een regeling over de voorrwaarden waartegen het goud van de voornaamste producent, Zuid-Afrika, zou kopen.
Dat zulks toen nog als zinvol werd aanzien om een minimumpriijs van 35 dollar per ounce troy als een minimum te garanderen, leek achteraf nogal bevreemdend.
Zelfs een monetaire deskundige als R. Mossé beschreef de marktpositie van het goud in 1970 nog als weinig rooskleurig: "Zij die hun dollars in goud omzetten in goud worden steeds zeldzamer, zij die er op uit zijn hun goud om te zetten in reële rijkdommen steeds talkrijker", zo schreef hij.
De herinnering aan de ineenstorting van de zilvermarkt, na de demonetairisering van dat metaal, in het laatste deel van de negentiende eeuw, kon steun verlenen aan een dergelijke voorspelling.
Maar van een werkelijke demonetairisering van het goud, gepaard gaand met het vrijmaken van de voorraden van de centrale banken, was nog geen sprake.

De goudprijs, verre van te verzwakken, stond op de vooravond van een stormachtige haussebeweging.
Een nog meer wezenlijke verandering in het internationale geldstelsel volgde op 15 augustus 1971 toen president Nixon de afschaffing van de inwisselbaarheid van de dollar afkondigde.
Aansluitend op de beëindiging van de goudpool in 1968, plaatste die maatregel de fundamentele beginselen van het Bretton Woods-Systeem op losse schroeven, want hij betekende in feite, zoals spoedig zou blijken, het einde van het stelsel van vaste wisselkoersen.
Het stelsel van vaste wisselkoersen had inmiddels reeds een flinke deuk gekregen toen, krachtens een beslissing van 8 augustus 1968, de Franse frank met ingang van zondagavond 10 augustus werd gedevalueerd met 11,1%.
Als gevolg van die beslissing beleefde ook de Belgische frank kritieke dagen. Zijn positie was trouwens, ten dele om conjuncturele redenen, minder stevig sedert de tweede helft van 1968: voor het eerst sedert 1963 maakte de Nationale Bank gebruik van de swapovereenkomst met de Federal Reserve en wel ten bedrage van 20 miljoen dollar.
In de herfst van 1968 nam de druk op de Belgische frank toe en moest de NBB verder de swapfaciliteiten aanspreken.
Daarnaast kocht de Amerikaanse Schatkist begin november en eind december in totaal voor 10,8 miljard franken van de Belgische autoriteiten.
Drie miljard werd gebruikt om de goudtranche van de VS bij het IMF verder aan te vullen.
Met de dollaropbrengsten van die aankopen van franken betaalde de NBB 183 miljoen dollar terug op haar swapschuld zodat nog slechts een saldo van 7,5 miljoen dollar open bleef op het einde van het jaar.
Ondertussen voerde de Bondsrepubliek Duitsland op 29 november 1968 een taks op de uitvoer en een ristorno van 4% op de invoer in. Die maatregel maakte een spoedige opwaardering van de Duitse mark zeer waarschijnlijk.
In de loop van de komende dagen zal ik het vervolg van dit verhaal posten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten