maandag 19 oktober 2015

Jaarverslag 1853 algemene vergadering 27 februari 1854

De eerste directeurs van de Nationale Bank waren in 1850 voor drie jaar benoemd door de regering.  Op 19 december 1853 werden zij op een buitengewone algemene vergadering allemaal hernbenoemd met uitzondering van directeur Matthieu die vervangen werd door directeur De Pouhon.  Matthieu moest ingevolge artikel 62 van de statuten kiezen tussen zijn functie als directeur van de NBB en als directeur van de Société Générale en hij koos dus voor de Generale.

In 1853 daalde het aantal aandelen aan toonder tot 15.345 terwijl die op naam stegen tot 9.655.  Er waren 202 aandeelhouders op naam waarvan er 34 minder dan tien aandelen bezaten en zodoende niet mochten deelnemen aan de algemene vergadering.  168 aandeelhouders op naam hadden wel voldoende aandelen om te participeren en zij beschikten samen over 570 stemmen (5700 aandelen).

Het balanstotaal van de NBB steeg van 137.552.551 tot 154.989.734 frank.

Na het uitbetalen van de tantièmes ten belope van 42.748,02 frank bleef er een
nettowinst              2.432.186,75 BEF
6% 1ste dividend -1.500.000,00 BEF
saldo                      +932.186,75 BEF
1/3 reserves            -310.728,91 BEF
1/6 Staat                 -155.364,45 BEF
saldo                      +466.093,39 BEF

Dit resulteert in een totaaldividend van 66,60 frank per aandeel of een rendement van 11% op het volstort kapitaal.

Per aandeel gaat er 12,43 frank naar de reserves waardoor de totale opbrengst per aandeel oploopt tot 15% op het volstorte kapitaal.

Alhoewel het resultaat quasi gelijk was aan dat van 1852 was de kwaliteit van de winst beter omdat de winst in 1853 bijna volledig afkomstig was van normale activiteiten terwijl in 1852 flink wat eenmalige factoren het resultaat hadden beïnvloed.

De gouverneur liet in het verslag niet na om te benadrukken dat men in die goede oude tijd er nog een gezonde mentaliteit op nahield.  Er waren namelijk nogal wat latente meerwaarden in portefeuille doch daarmee werd geen rekening gehouden, die zouden pas meegerekend worden op het moment dat ze daadwerkelijk gerealiseerd werden.

De totale reserves lopen in 1853 op tot 27,10 frank per aandeel.

De nominale waarde van de biljetten in omloop stijgen van 69.378.510 tot 83.152.690 frank terwijl de NBB nog een voorraad aanhoudt van 7.207.310 frank waardoor de totale hoeveelheid biljetten 90.360.000 frank bedraagt.

Bron: jaarverslag NBB 1853.

Alhoewel de resultaten van de NBB gunstig evolueren heeft de gewone man in 1853 echter nog geen vertrouwen in het papiergeld en zweert bij klinkende munt.  Gelet op hetgeen zich de voorbije eeuw heeft afgespeeld, had Jan met de pet het wel degelijk bij het rechte eind.  In 1873 zullen de bankbiljetten van de Nationale Bank tot wettig betaalmiddel worden gepromoveerd zodat men een betaling in biljetten niet meer kon weigeren.  Desondanks zou het nog tot omstreeks 1900 duren vooraleer het papiergeld in omloop de hoeveelheid metaalgeld zou overstijgen.  In 1914 zou het inwisselen van papiergeld tegen goud bij wet afgeschaft worden en na de Eerste Wereldoorlog maakte de realiteit voor het eerst duidelijk hoeveel de beloftes van politici waard waren toen de frank met 85,72 procent gedevalueerd werd.  Een eerste muntontwaarding in een heel lange reeks.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten