donderdag 2 augustus 2012

Goud-deflatie-monetair wanbeleid

Uit het gedenkboek van de ASLK 1865-1965 wil ik jullie volgende passage niet onthouden:
In ons land viel het indexcijfer van de groothandelsprijzen (basis 1914 = 100) van 851 in 1929 terug op 473 in 1934, terwijl dit van de kleinhandelsprijzen daalden van 874 tot 666.
De ontvangsten van de Staat verminderden van 13,8 miljard frank tot 9,9 miljard frank, terwijl de uitgaven zich op circa 12 miljard frank handhaafden.
Men stond dus voor een bestendig deficit van 2 miljard frank.
De monetaire spanning groeide zienderogen. Het verstikte financiële, munt- en bankstelsel stortte in elkaar en de crisis die daaruit volgde, was echt dramatisch.
De Belgische Bank van de Arbeid sloot op 28 maar 1934 haar loketten.
De Middenkredietkas van de Boerenbond moest haar moeilijke financiële positie op 3 december 1934 bekendmaken.
De autofabriek Minerva stopte alle activiteiten.
De achteruitgang van de Belgische productie was zo groot dat de productie van de steenkolenmijnen pas in 1936 het peil van 1929 bereikten, terwijl de staalnijverheid eerst in 1950-1951 haar achterstand kon goedmaken.
De uitvoer, die in 1929 ongeveer 32 miljard frank bedroeg, was in 1934 op 13,8 miljard frank teruggevallen. De uitvoer had het peil van voor de crisis nog niet weergevonden wanneer de Tweede Wereldoorlog voor de deur stond.
De invoer daalde gedurende dezelfde periode van 35,6 miljard frank tot 14 miljard. Tussen 1929 en 1934 lag het aantal faillissementen driemaal hoger dan normaal, terwijl het aantal van de gedeeltelijke werklozen vijftien maal en dat van de volledig werklozen tachtig maal groter was. Verzwakt door de enorme kapitaalvlucht onderging de Belgische frank in maart 1935 een nieuwe devaluatie van 28 procent.
Het jaar daarop gingen Frankrijk, Zwitserland en Nederland met hun munt dezelfde richting uit.

De officiële prijs van een kilogram goud, die in 1914 nog 3.444.44 frank bedroeg, steeg tot 23.899,32 frank in 1935 en tot 33.193,50 frank na de devaluatie van 1935.
Met de Tweede Wereldoorlog zou hij opnieuw de hoogte ingaan en wel tot 49.318,07 frank in 1944 en vijf jaar later was hij 56.263,85 frank geworden.
Wanneer wij schrijven over een stijging van de officiële goudprijs moet daaronder verstaan worden dat het geld aan koopkracht verloren had. Nu eens vlugger, dan weer trager, heeft dit verschijnsel zich door de eeuwen heen voorgedaan.
Ten tijde van Karel de Grote kocht men voor één kilogram goud een hele wereld!

Zijn wij armer geworden omdat dit nu niet meer mogelijk is?
Verre van daar: alle stormen, rampen, oorlogen en devaluaties ten spijt is het algemeen welvaartspeil, sinds de tijd van de grote Keizer van het Westen, geweldig gestegen.
Het zou beslist nog hoger geweest zijn indien de mensheid al die troebelen niet had gekend en het geld, het spaargeld vooral, zijn waarde behouden had.
 
Maar ja, de mensen zijn geen engelen en zij moeten voor hun fouten en dwaasheden betalen.
In de wereld van het geld gebeurt dit met devaluaties.
Intussen maakt men zijn beklag over onze arme munt die steeds meer en meer aan waarde inboet. Hoe kunnen de oorlogen bekostigd worden, tenzij door de mensheid armer te maken?

(Uit Gedenkboek ASLK 1865-1965 pagina 194/196)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten