Vraag 16
In publicatie van de
Bank, hieronder vermeld, vinden we enkele interessante passages terug die bevestigen dat de
goudvoorraad van de Bank ten alle tijde eigendom geweest is van de Bank. Het handelt over de:
WET VAN 9 JUNI 1969
betreffende de instemming van België met het
amendement van de overeenkomst
waarbij het Internationaal Muntfonds tot stand werd
gebracht en
betreffende het muntstatuut
TIJDSCHRIFT
voor Documentatie en Voorlichting
VERSCHIJNT MAANDELIJKS
Departement Studiën
XLIVe Jaargang, Deel II, 1\1` 4 . Oktober 1969
Het Tijdschrift gaat uitvoerig in op de
Buitengewone Algemene Vergadering van de Bank dd 5 september 1969 alwaar
toenmalig gouverneur Ansiaux volgende belangrijke toelichting geeft over het
goud “dat toebehoort aan de Bank”:
Indien dit voorstel wordt
aangenomen, zal
de dekking van de verbintenissen
op zicht van
de Bank voortaan uit volgende
elementen zijn
samengesteld :
1) het metallieke goud dat toebehoort aan
de Bank;
2) de schuldvorderingen in goud
van de
Bank op internationale financiële
instellingen;
3) de schuldvorderingen van de
Bank op
het Internationaal Muntfonds, die
gewoonlijk
« goudtranche » en «
supergoudtranche »
worden genoemd;
4) de « speciale trekkingsrechten
» toege-
wezen door het Internationaal
Muntfonds;
5)de schuldvorderingen in goud
die voort-
vloeien uit de voorschotten welke
aan het
internationaal Muntfonds worden
toegestaan
bij toepassing van de Algemene
Lenings-
overeenkomsten.
In de Wet van 9 juni 1969 vinden we onder andere ook volgende passage terug:
»De Staat waarborgt de Nationale
Bank
van België tegen elk disagio of
ander verlies
dat deze laatste zou kunnen
ondergaan bij de
uitvoering van bovenbedoelde
akkoorden of ten
gevolge van haar deelneming aan
overeenkom-
sten of aan verrichtingen van
internationale
monetaire samenwerking, waarbij
de Bank,
met de in Ministerraad besliste
goedkeuring
van de Regering, partij zou zijn
of zou wor-
den. »
- Om beslag te kunnen leggen op de vermeende meerwaarden van het goud van de Bank werden achteraf tal van wetten en machinaties georchestreerd om deze vermeende meerwaarden over te kunnen hevelen naar de Schatkist en zodoende een gigantische onteigening zonder compensatie te kunnen doorvoeren. Gouverneur Ansiaux is met zijn “het metallieke goud dat toebehoort aan de Bank” echter ongemeen duidelijk, het fysieke goud is eigendom van de Bank. Dat is altijd zo geweest en het feit dat bij verkoop van goud de boekwaarde toekomt aan de Bank spreekt voor zich. Kan de directie van de Bank gedetailleerd weergeven hoe we sedert 1970 geëvolueerd zijn van “het goud dat toebehoort aan de Bank” naar “het goud van de Staat”?
- Is het, gelet op de dwaze monetaire politiek van de ECB, die er op gericht is om met kunstmatige lage rentevoeten de virtueel failliete overheden kunstmatig overeind te houden, niet de hoogste tijd dat de directie van de Belgische Staat de nodige waarborgen eist voor de toekomstige verliezen die dit beleid met zich mee zal brengen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten