zondag 9 april 2017

Historisch perspectief winstverdeling Nationale Bank

Het is van cruciaal belang om het reilen en zeilen bij de Nationale Bank in het juiste historische perspectief te plaatsen omdat de waarden en zekerheden uit 1850 niet overeenstemmen met de realiteit vandaag.

Toen de Bank in 1850 opgericht werd, was inflatie een absoluut taboe.  Goud en zilver waren betrouwbare betaalinstrumenten terwijl talloze ongelukken met papiergeld de terechte argwaan van de burger tegenover de papieren experimenten van keizers, koningen en politici stevig overeind hield.  Inflatie was zodoende taboe en moest ten alle prijzen bestreden worden.  Dit zou zo blijven tot en met de Eerste Wereldoorlog waarna de overheden inflatie en devaluaties gingen gebruiken om hun schulden te neutraliseren.

De geschiedenis zal aantonen dat het beleid van de ECB, om een inflatie van twee procent na te streven, neerkomt op het waardeloos maken van ons geld.  Een centrale bank mag eventueel een inflatie van maximaal twee procent gedogen doch mag in geen enkel geval trachten om inflatie te creëren.  Inflatie is een moeilijk te controleren monster en de gevolgen van het huidige beleid van de centrale bankiers wereldwijd staat garant voor zware ongelukken waarbij spaarders en gepensioneerden het hardst zullen getroffen worden.

Het is voor iedereen duidelijk dat een centrale bank geen gewoon bedrijf is.  Een centrale bank is een onderneming waar het Algemeen Belang automatisch voorrang heeft op winstmaximalisatie.  Om de geldhonger van de privé beleggers te beteugelen, bestaat het dividend van de Nationale Bank uit twee delen:
een eerste gegarandeerd dividend van zes procent op het kapitaal;
een tweede dividend dat als een soort van bonus uitgekeerd wordt indien goede resultaten dit toelaten.

Het grote probleem is dat men vergeten is dat eerste dividend van zes procent aan te passen aan de evolutie van de koopkracht sinds men het inflatie taboe vaarwel zei na de Eerste Wereldoorlog.  Daardoor bedraagt het eerste dividend bij de Nationale Bank vandaag nog steeds 1,5 euro of dezelfde zestig frank uit 1851 terwijl de vermindering van de koopkracht sinds 1914 meer dan 99,9 procent bedraagt.

Om de zaak in een juist perspectief te plaatsen:
In 1850 stond 60 frank gelijk met bijna twee maandlonen van een mijnwerker;
In 1851 bedroeg de jaarwedde van toenmalig NBB gouverneur de Haussy 18.500 frank!
Huidig gouverneur Jan Smets verdient vandaag, inclusief zijn geheime verloning bij de Bank voor Internationale Betalingen, om en bij de 500.000 euro of twintig miljoen frank.

Terwijl de wedde van de gouverneur steeg met een goede honderdenachtduizend procent steeg het eerste dividend voor de aandeelhouders van de Bank met 0%.  Indien het eerste dividend hetzelfde parcours zou hebben afgelegd als de wedde van de gouverneur zou het vandaag meer dan 1.607 euro per aandeel bedragen, een klein beetje meer dan de 1,5 euro die de aandeelhouders ontvangen.

Een burger, die vandaag beroep doet op een vakman, betaalt uiteraard ook meer dan 0,75 euro per maand.  Wellicht ligt 0,75 euro per minuut dichter bij de realiteit vandaag.

Dit jaar ontvangen de privé aandeelhouders van de Bank bruto 140 euro per aandeel of 98,55 euro netto.  Het totale brutodividend ligt zodoende ongeveer 90% onder het koopkrachtniveau van het eerste dividend uit 1851.

Het probleem is dat we bij de Nationale Bank, na een geschiedenis van 167 jaar over enorme bedragen spreken.  Zo roofden de Belgische politici de voorbije twintig jaar meer dan tien miljard euro uit de reserves van de Nationale Bank.  Dit komt overeen met meer dan 50.000 euro per aandeel dat de Staat bezit.  Let op!  Hier spreken we enkel over het geld dat uit de reserves gestolen werd en laten we de enorme bedragen, die op allerlei andere manieren naar de Staat werden versluisd, buiten beschouwing.

"Privé aandeelhouders horen niet thuis in een centrale bank", wordt dikwijls gezegd.  Daar kan over gediscussieerd worden doch het is een onweerlegbaar feit dat privé aandeelhouders een zekere bescherming bieden tegen machtsgeile en geldhongerige politici.  Mochten de privé aandeelhouders van de Nationale Bank in 2002 niet in het verzet gegaan zijn tegen de onrechtmatige plunderingen van de reserves van de Bank zou er van die reserves vandaag wellicht nog weinig overblijven.

In 1970 was België nog één van de tien rijkste landen ter wereld, vandaag is ons land een met schulden overladen koninkrijk waarin onze politici de jongste 45 jaar zowat al onze reserves verkwanseld hebben om aan de macht te kunnen blijven.  Vandaag hebben de Belgen het nog steeds onnoemelijk beter dan de meeste van hun medemensen doch het is een kunstmatige welvaart geworden die gedragen wordt door almaar meer schulden en de liquidatie van onze reserves.  Denken we bij dit laatste maar aan de liquidatie van onze goudvoorraad (van 1303 naar 227 ton!), het plunderen van de pensioenreserves bij oa de Nationale Bank en Belgacom, de verkoop van overheidsgebouwen, ASLK, Gemeentekrediet en tal van andere activa.

Eind 1970 had België een totale overheidsschuld van 621 miljard frank (15,39 miljard euro)
Vandaag zitten we, ondanks het verkwanselen van al onze reserves, boven 450 miljard euro.
Als we rekening houden met de door de overheid aangegane verplichtingen zoals pensioenen en dergelijke zit die schuld ver boven de duizend miljard euro.

Op maandag 15 mei kunt U op de algemene vergadering van de Nationale Bank aan de afgevaardigden van alle regeringspartijen uitleggen wat U van deze evolutie vindt.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten