vrijdag 16 maart 2012

Spelen met papier

Het feit dat de uitgifte van Belgische biljetten enigszins onder controle was, nam niet weg dat de Bank niet de minste vat had op het probleem van de Duitse marken. Aangezien de Belgische bevolking een groot wantrouwen koesterde jegens het Duitse papiergeld en dit laatste dus zo snel mogelijk van de hand wilde doen, kwamen die marken terecht bij het emissiedepartement van de Generale en bij de NBB. Die groeiende voorraad marken trok na enige tijd de aandacht van de bezetter. In 1916 eisten de Duitse autoriteiten dat de voorraad marken zou overgebracht worden naar de Reichsbank in Berlijn, waar hij tegen een rentevergoeding zou worden geplaatst. Volgens de NBB bood die overdracht de Duitsers de gelegenheid om diezelfde marken opnieuw uit te geven, onder meer voor oorlogsdoeleinden. Ze weigerde dan ook iedere medewerking aan dergelijke operatie.

Op 3 september 1916 ontvingen zowel de NBB als de Generale een ultimatum. Indien de marken niet binnen het etmaal naar Berlijn werden overgebracht, zouden beide instellingen onder sekwester worden gesteld. Ondanks die dreiging hield de Bank aanvankelijk voet bij stuk. Haar reserves bevonden zich in Londen en haar belangrijkste bevoegdheden waren haar inmiddels toch al door de bezetter ontnomen. De dreiging met beslaglegging maakte derhalve niet al te veel indruk. De Generale bevond zich echter in een veel kwetsbaarder positie. Zij vreesde dat op het sekwester onmiddellijk een vereffening zou volgen, waardoor haar uitgebreide industriële participaties in bezet gebied in handen zouden vallen van Duitse rivalen. Pas na zeer bewogen besprekingen kon Jadot de NBB ervan overtuigen om toe te geven. Uiteindelijk besloten de beide instellingen zich niet te verzetten tegen het weghalen van de marken, maar voorts weigerden zij iedere medewerking aan de operatie. De Duitsers moesten het papiergeld zelf komen ophalen en het naar Berlijn transporteren.

Het meningsverschil tussen de Bank en de Generale over de tegenover de bezetter te volgen strategie bleef niet beperkt tot de markenaffaire. Ook ten aanzien van de opeenvolgende oorlogsheffingen nam de Bank een hardere houding aan, wat trouwens tot Duitse represailles leidde. De Bank kreeg niet alleen boetes opgelegd, in mei 1917 werden de directeurs Omer Lepreux en Ferdinand Carlier naar Duitsland gedeporteerd. Om erger te voorkomen, trachtte de Generale een bemiddelingsrol te spelen tussen de NBB en de bezetter. Dat wekte dan weer de indruk dat de Generale zich te toegeeflijk opstelde tegenover de Duitse autoriteiten, wat het wantrouwen tussen de Bank en de Generale alleen maar groter maakte. (De Bank, de frank en de euro pagina 99-100)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten