woensdag 1 mei 2019

Vraag 2 betreffende de vertegenwoording van vrouwen bij de Nationale Bank


Algemene vergadering Nationale Bank schriftelijke vragen Erik Geenen.



Vraag 2    Betreffende de vertegenwoordiging van vrouwen aan de top van de NBB:



De voorbije jaren stelde ik tijdens de algemene vergadering gerichte vragen over de vertegenwoordiging van vrouwen aan de top van de Bank.  Ieder jaar gaf de directie toe dat vrouwen ondervertegenwoordigd waren op de hoogste niveaus doch dat daar verandering in zou komen.  Groot was dan ook mijn verbazing toen eind vorig jaar de heer Steven Vanackere benoemd werd als nieuwe directeur van de NBB waardoor er nu geen vrouwen meer zetelen in de directie.



Doch het probleem situeert zich niet alleen op het directieniveau, over gans de lijn is de vertegenwoordiging van dames in de hoogste regionen van de Bank onwaarschijnlijk laag.  Laat ons even overlopen:



Directie: nul vrouwen op zes is nul procent;

Regentenraad:  1 vrouw op 16 =  6%;

College van censoren: 2 dames op 10 =  20%;

Departement chefs: 1 vrouw op 11 =  9%;

Autonome diensten: 1 vrouw op 12 =  8%;

Algemene diensten:  2 vrouwen op 23 = 9%;

Dienstchefs:  6 dames op 26 =  23%;

Eerste 70 senior staffleden: 4 dames op 70 = 6%.



De ondervertegenwoordiging van het vrouwelijke geslacht op de hoogste echelons blijkt zodoende niet enkel een probleem binnen de directie van de Bank maar een systematische, historisch gegroeide discriminatie.



Op 28 juli 2011 ondertekende koning Albert II een wet die bepaalt dat een derde van de leden van een beursgenoteerde vennootschap van een ander geslacht moet zijn dan de overige twee derde.  Tot nader order betekent dit dat één op drie leden van de raad van bestuur een vrouw moet zijn.



Bij de beursgenoteerde Nationale Bank is de Regentenraad wat de raad van bestuur is in andere beursgenoteerde vennootschappen.  Met één vrouw op zestien leden vertegenwoordigt die ene vrouw slechts zes procent van de leden van de raad van bestuur.



Als het over de plundering van de reserves en de systematische discriminatie van de privé aandeelhouders gaat verschuilt de directie zich al twintig jaar achter: “Het is de wet, wij respecteren de wet”.  Als het een eenvoudige wet betreft, om discriminatie van vrouwen tegen te gaan blijkt de wet blijkbaar niet meer zo belangrijk.





Vragen:

Is de wet voor de directie van de Nationale Bank enkel belangrijk als het in hun kraam of in die van hun opdrachtgevers past?

Hoe past dit beschamende verhaal in het epistel over deugdelijk bestuur in het jaarverslag op pagina 193 en volgende?

Waarom blijkt het moeilijk voor politici om zich te schikken naar de wetten die ze opleggen aan de rest van de bevolking?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten