Algemene vergadering Nationale Bank schriftelijke
vragen Erik Geenen.
Vraag 2 Betreffende
de vertegenwoordiging van vrouwen aan de top van de NBB:
De voorbije
jaren stelde ik tijdens de algemene vergadering gerichte vragen over de
vertegenwoordiging van vrouwen aan de top van de Bank. Ieder jaar gaf de directie toe dat vrouwen
ondervertegenwoordigd waren op de hoogste niveaus doch dat daar verandering in
zou komen. Groot was dan ook mijn
verbazing toen eind vorig jaar de heer Steven Vanackere benoemd werd als nieuwe
directeur van de NBB waardoor er nu geen vrouwen meer zetelen in de directie.
Doch het
probleem situeert zich niet alleen op het directieniveau, over gans de lijn is
de vertegenwoordiging van dames in de hoogste regionen van de Bank
onwaarschijnlijk laag. Laat ons even
overlopen:
Directie: nul
vrouwen op zes is nul procent;
Regentenraad: 1 vrouw op 16 = 6%;
College van
censoren: 2 dames op 10 = 20%;
Departement
chefs: 1 vrouw op 11 = 9%;
Autonome
diensten: 1 vrouw op 12 = 8%;
Algemene
diensten: 2 vrouwen op 23 = 9%;
Dienstchefs: 6 dames op 26 = 23%;
Eerste 70 senior
staffleden: 4 dames op 70 = 6%.
De
ondervertegenwoordiging van het vrouwelijke geslacht op de hoogste echelons blijkt
zodoende niet enkel een probleem binnen de directie van de Bank maar een systematische,
historisch gegroeide discriminatie.
Op 28 juli 2011
ondertekende koning Albert II een wet die bepaalt dat een derde van de leden
van een beursgenoteerde vennootschap van een ander geslacht moet zijn dan de
overige twee derde. Tot nader order
betekent dit dat één op drie leden van de raad van bestuur een vrouw moet zijn.
Bij de
beursgenoteerde Nationale Bank is de Regentenraad wat de raad van bestuur is in
andere beursgenoteerde vennootschappen.
Met één vrouw op zestien leden vertegenwoordigt die ene vrouw slechts
zes procent van de leden van de raad van bestuur.
Als het over de
plundering van de reserves en de systematische discriminatie van de privé
aandeelhouders gaat verschuilt de directie zich al twintig jaar achter: “Het is
de wet, wij respecteren de wet”. Als het
een eenvoudige wet betreft, om discriminatie van vrouwen tegen te gaan blijkt
de wet blijkbaar niet meer zo belangrijk.
Vragen:
Is de
wet voor de directie van de Nationale Bank enkel belangrijk als het in hun
kraam of in die van hun opdrachtgevers past?
Hoe
past dit beschamende verhaal in het epistel over deugdelijk bestuur in het
jaarverslag op pagina 193 en volgende?
Waarom
blijkt het moeilijk voor politici om zich te schikken naar de wetten die ze opleggen aan de rest van de bevolking?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten