woensdag 1 mei 2019

Vraag 4 Liegen tegen de ECB zwart op wit!


Algemene vergadering Nationale Bank schriftelijke vragen Erik Geenen.





Vraag 4  de onterechte jaarlijkse betaling van 24,4 miljoen euro aan de Staat



Het verhaal van de absurde jaarlijkse betaling van 24,4 miljoen euro aan de Staat omdat de Staat haar verplichtingen tegenover de Bank niet nakwam gaat ieders verstand te boven.  De directie gaat al jaren akkoord dat deze betaling ongepast is doch blijft ze wel slaafs uitvoeren.

Nu blijkt uit de informatie op de website van de ECB dat de ECB op 4 oktober 2012 een brief ontving van de gouverneur van de Nationale Bank, in naam van minister van Financiën Steven Vanackere, met de vraag of de ECB akkoord ging met het schrappen van die betaling van 24,4 miljoen euro omdat dit niet meer gepast was na de wetswijziging omtrent de winstverdeling in 2009.  Het verhaal is helder en klaar de opmerkingen van de ECB spreken voor zich.  Brief van de ECB aan de Nationale Bank van België dd. 29 oktober 2012:

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 4 oktober 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Gouverneur van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique (NBB), zulks in naam van de Belgische Minister van Financiën om een advies inzake een ontwerp van wet tot intrekking van een regel inzake de winstverdeling tussen de NBB en de Belgische Staat en tot wijziging van de Wet van 28 juli 1948 betreffende de sanering van de balans van de NBB (hierna het ‘wetsontwerp’). De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het derde streepje van artikel 2, lid 1 van Beschikking 98/415/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen1, aangezien het voorstel de NBB betreft. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.  

 1. Doel van het Voorstel Het wetsontwerp beoogt de schrapping met ingang van 1 januari 2012 van het derde lid van artikel 3, onder b) van de wet van 29 juli 1948 inzake de sanering van de balans van de NBB, welke bepaling een stand-alone verplichting voor de NBB behelst om de Belgische Staat jaarlijks een bedrag van 986 miljoen Belgische frank (24,4 miljoen EUR) te betalen.  Deze in 1991 ingevoerde verplichting beoogde de neutralisering van meeruitgaven voor de Belgische Staat welke uitgaven voortvloeien uit de eenmalige omzetting van de geconsolideerde vordering van de NBB op de Belgische Staat in vrij verhandelbare tegen marktvoorwaarden rentende effecten, welke vordering 34 miljard Belgische frank beloopt. Op basis van de toen geldende distributieregels diende de Belgische Staat de netto-financiële opbrengsten te ontvangen die 3% van het verschil tussen het gemiddelde bedrag van de rentegevende activa van de NBB en haar op jaarbasis berekende vergoede passiva te boven gingen. Rekening houdend met een aanpassing van 0,1% op deze 3% (vanwege de gedeeltelijke compensatie voor de instandhouding van de bankbiljetten omloop), leidde de toepassing van de voornoemde ‘3%-regel’ op de 34 miljard Belgische franks die overeenkomen met het totaalbedrag van de vrij verhandelbare tegen marktvoorwaarden rentende effecten tot een opname in de balans van de NBB van het bedrag 24,4 miljoen EUR2. Vervolgens werd bij artikel 2 van de Wet van 3 april 2009 tot wijziging van de financiële bepalingen van de Wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique (hierna de ‘Organieke Statuten van de NBB’) de 3%-regel ingetrokken. Artikel 3 voerde in artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB een nieuwe winstverdelingsregel in, volgens welke regel de jaarlijkse winsten van de NBB als volgt worden toegedeeld: a) van het overschot van de jaarlijkse NBB-winsten na toekenning aan de aandeelhouders van een eerste dividend van 6% het kapitaal van de NBB, wordt een door het Directiecomité voorgesteld en door haar Regentenraad vastgesteld bedrag onafhankelijk toegekend aan het reservefonds of aan de beschikbare reserves; b) vervolgens wordt van de resterende winst aan de aandeelhouders een tweede door de Regentenraad vastgesteld dividend toegekend van minimaal 50% van de netto-opbrengst van de activa die de tegenpost vormen van het reservefonds en de beschikbare reserves; en c) tenslotte wordt het saldo toegekend aan de Staat. De artikelen 2 en 3 van die wet traden op 1 januari 2009 in werking. De ECB werd inzake deze nieuwe winstverdelingsregel geraadpleegd en stelde Advies CON/2009/4 vast.

2. Algemene opmerkingen 

Elke overdracht van middelen van een nationale centrale bank aan een lidstaat, hetzij in de vorm van een winstverdelingsregeling of een equivalent daarvan, dient de dienaangaande door het Verdrag opgelegde beperkingen te respecteren, met name het beginsel van onafhankelijkheid van de centrale bank krachtens artikel 130 van het Verdrag, en het in artikel 123, lid 1 vastgelegde verbod op monetaire financiering.

 3. Specifieke opmerkingen

Het ontwerp van wet trekt de stand-alone verplichting voor de NBB om de Belgische Staat jaarlijks een vast bedrag van 24,4 miljoen EUR te betalen, in. De ECB begrijpt dat NBB sedert de intrekking van de 3%-regel in 2009 dit stand-alone bedrag is blijven betalen dat evenwel in haar jaarrekening als een kostenpost werd opgenomen, derhalve het bedrag van 24,4 miljoen EUR in mindering brengend op het totale aan de Staat conform artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB uit te keren bedrag. Aangezien deze verplichting formeel niet strookt met de (nieuwe) winstverdelingsregels van artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB doet intrekking ervan het risico van inconsistente winsttoedeling teniet. De winsten zullen nu uitsluitend onderworpen zijn aan de Organieke Statuten van de NBB. Daarenboven begrijpt de ECB dat de overeenkomst tussen de NBB en het Ministerie van Financiën met de details inzake de toepassing van artikel 3, onder b) van de Wet inzake de sanering van de balans van de NBB, werd beëindigd. Zulks zou wederom de algemene financiële onafhankelijkheid van de NBB versterken, omdat de discretionaire bevoegdheid van de NBB niet langer wordt beperkt door de vereisten rekening te houden met vaste jaarlijkse betalingen aan de Belgische Staat.  

 Dit Advies wordt op de website van de ECB gepubliceerd. 

 Gedaan te Frankfurt am Main, 29 oktober 2012.



Uit dit document van de ECB blijkt duidelijk dat de Nationale Bank de ECB voorgelogen heeft.  Volgende passage strookt namelijk niet met de waarheid:

“De ECB begrijpt dat NBB sedert de intrekking van de 3%-regel in 2009 dit stand-alone bedrag is blijven betalen dat evenwel in haar jaarrekening als een kostenpost werd opgenomen, derhalve het bedrag van 24,4 miljoen EUR in mindering brengend op het totale aan de Staat conform artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB uit te keren bedrag.”

Verder is de ECB duidelijk dat de betaling van die 24,4 miljoen euro niet strookt met de nieuwe wetgeving:

“Aangezien deze verplichting formeel niet strookt met de (nieuwe) winstverdelingsregels van artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB doet intrekking ervan het risico van inconsistente winsttoedeling teniet. De winsten zullen nu uitsluitend onderworpen zijn aan de Organieke Statuten van de NBB.”

Doch de ECB kan de absurde situatie toch laten passeren omdat de ECB begrepen heeft dat die onnozelheid ondertussen werd beëindigd op 1 januari 2012:

“Daarenboven begrijpt de ECB dat de overeenkomst tussen de NBB en het Ministerie van Financiën met de details inzake de toepassing van artikel 3, onder b) van de Wet inzake de sanering van de balans van de NBB, werd beëindigd.”

Dit document van de ECB toont aan:

  1. Dat de Nationale Bank en minister Vanackere de ECB bewust valse informatie toegespeeld hebben;
  2. Dat de ECB in de mening verkeert dat die betaling van die 24,4 miljoen euro op 1 januari 2012 werd stopgezet!

Aangezien de toenmalige minister van Financiën Steven Vanackere momenteel directeur van de Nationale Bank is kan hij misschien deze onwelriekende zaak toelichten:

Waarom loog U tegen de ECB dat die betaling van 24,4 miljoen euro sowieso in de Schatkist zou gestort worden via de winstverdeling?

Waarom liet U de ECB in de waan dat die betaling vanaf 1 januari 2012 zou stopgezet worden?

Hoe is het in godsnaam mogelijk dat die betaling, volgens de informatie van de ECB stopgezet op 1 januari 2012, in 2019 nog steeds betaald werd?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten