Algemene vergadering Nationale Bank schriftelijke
vragen Erik Geenen.
Vraag 4 de onterechte jaarlijkse betaling van 24,4
miljoen euro aan de Staat
Het verhaal van de absurde jaarlijkse betaling van 24,4 miljoen euro aan de Staat omdat de Staat
haar verplichtingen tegenover de Bank niet nakwam gaat ieders verstand te
boven. De directie gaat al jaren akkoord
dat deze betaling ongepast is doch blijft ze wel slaafs uitvoeren.
Nu blijkt uit de informatie op
de website van de ECB dat de ECB op 4 oktober 2012 een brief ontving van de
gouverneur van de Nationale Bank, in naam van minister van Financiën Steven
Vanackere, met de vraag of de ECB akkoord ging met het schrappen van die
betaling van 24,4 miljoen euro omdat dit niet meer gepast was na de
wetswijziging omtrent de winstverdeling in 2009. Het verhaal is helder en klaar de opmerkingen
van de ECB spreken voor zich. Brief van
de ECB aan de Nationale Bank van België dd. 29 oktober 2012:
Inleiding
en rechtsgrondslag
Op
4 oktober 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de
Gouverneur van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique (NBB),
zulks in naam van de Belgische Minister van Financiën om een advies inzake een
ontwerp van wet tot intrekking van een regel inzake de winstverdeling tussen de
NBB en de Belgische Staat en tot wijziging van de Wet van 28 juli 1948
betreffende de sanering van de balans van de NBB (hierna het ‘wetsontwerp’). De
adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282,
lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het derde
streepje van artikel 2, lid 1 van Beschikking 98/415/EG van de Raad van 29 juni
1998 betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale
autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen1, aangezien het voorstel
de NBB betreft. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het
Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit
advies goedgekeurd.
1. Doel van het Voorstel Het wetsontwerp
beoogt de schrapping met ingang van 1 januari 2012 van het derde lid van
artikel 3, onder b) van de wet van 29 juli 1948 inzake de sanering van de
balans van de NBB, welke bepaling een stand-alone verplichting voor de NBB
behelst om de Belgische Staat jaarlijks een bedrag van 986 miljoen Belgische
frank (24,4 miljoen EUR) te betalen.
Deze in 1991 ingevoerde verplichting beoogde de neutralisering van
meeruitgaven voor de Belgische Staat welke uitgaven voortvloeien uit de
eenmalige omzetting van de geconsolideerde vordering van de NBB op de Belgische
Staat in vrij verhandelbare tegen marktvoorwaarden rentende effecten, welke
vordering 34 miljard Belgische frank beloopt. Op basis van de toen geldende
distributieregels diende de Belgische Staat de netto-financiële opbrengsten te
ontvangen die 3% van het verschil tussen het gemiddelde bedrag van de
rentegevende activa van de NBB en haar op jaarbasis berekende vergoede passiva
te boven gingen. Rekening houdend met een aanpassing van 0,1% op deze 3%
(vanwege de gedeeltelijke compensatie voor de instandhouding van de
bankbiljetten omloop), leidde de toepassing van de
voornoemde ‘3%-regel’ op de 34 miljard Belgische franks die overeenkomen met
het totaalbedrag van de vrij verhandelbare tegen marktvoorwaarden rentende effecten
tot een opname in de balans van de NBB van het bedrag 24,4 miljoen EUR2.
Vervolgens werd bij artikel 2 van de Wet van 3 april 2009 tot wijziging van de
financiële bepalingen van de Wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het
organiek statuut van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique
(hierna de ‘Organieke Statuten van de NBB’) de 3%-regel ingetrokken. Artikel 3
voerde in artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB een nieuwe
winstverdelingsregel in, volgens welke regel de jaarlijkse winsten van de NBB
als volgt worden toegedeeld: a) van het overschot van de jaarlijkse NBB-winsten
na toekenning aan de aandeelhouders van een eerste dividend van 6% het kapitaal
van de NBB, wordt een door het Directiecomité voorgesteld en door haar
Regentenraad vastgesteld bedrag onafhankelijk toegekend aan het reservefonds of
aan de beschikbare reserves; b) vervolgens wordt van de resterende winst aan de
aandeelhouders een tweede door de Regentenraad vastgesteld dividend toegekend
van minimaal 50% van de netto-opbrengst van de activa die de tegenpost vormen
van het reservefonds en de beschikbare reserves; en c) tenslotte wordt het
saldo toegekend aan de Staat. De artikelen 2 en 3 van die wet traden op 1
januari 2009 in werking. De ECB werd inzake deze nieuwe winstverdelingsregel
geraadpleegd en stelde Advies CON/2009/4 vast.
2.
Algemene opmerkingen
Elke
overdracht van middelen van een nationale centrale bank aan een lidstaat,
hetzij in de vorm van een winstverdelingsregeling of een equivalent daarvan,
dient de dienaangaande door het Verdrag opgelegde beperkingen te respecteren,
met name het beginsel van onafhankelijkheid van de centrale bank krachtens
artikel 130 van het Verdrag, en het in artikel 123, lid 1 vastgelegde verbod op
monetaire financiering.
3. Specifieke opmerkingen
Het
ontwerp van wet trekt de stand-alone verplichting voor de NBB om de Belgische
Staat jaarlijks een vast bedrag van 24,4 miljoen EUR te betalen, in. De ECB
begrijpt dat NBB sedert de intrekking van de 3%-regel in 2009 dit stand-alone
bedrag is blijven betalen dat evenwel in haar jaarrekening als een kostenpost
werd opgenomen, derhalve het bedrag van 24,4 miljoen EUR in mindering brengend
op het totale aan de Staat conform artikel 32 van de Organieke Statuten van de
NBB uit te keren bedrag. Aangezien deze verplichting formeel niet strookt met
de (nieuwe) winstverdelingsregels van artikel 32 van de Organieke Statuten van
de NBB doet intrekking ervan het risico van inconsistente winsttoedeling
teniet. De winsten zullen nu uitsluitend onderworpen zijn aan de Organieke
Statuten van de NBB. Daarenboven begrijpt de ECB dat de overeenkomst tussen de
NBB en het Ministerie van Financiën met de details inzake de toepassing van
artikel 3, onder b) van de Wet inzake de sanering van de balans van de NBB,
werd beëindigd. Zulks zou wederom de algemene financiële onafhankelijkheid van
de NBB versterken, omdat de discretionaire bevoegdheid van de NBB niet langer
wordt beperkt door de vereisten rekening te houden met vaste jaarlijkse
betalingen aan de Belgische Staat.
Dit Advies wordt op de website van de ECB
gepubliceerd.
Gedaan te Frankfurt am Main, 29 oktober 2012.
Uit dit document van de ECB
blijkt duidelijk dat de Nationale Bank de ECB voorgelogen heeft. Volgende passage strookt namelijk niet met de
waarheid:
“De
ECB begrijpt dat NBB sedert de intrekking van de 3%-regel in 2009 dit
stand-alone bedrag is blijven betalen dat evenwel in haar jaarrekening als een
kostenpost werd opgenomen, derhalve het bedrag van 24,4 miljoen EUR in
mindering brengend op het totale aan de Staat conform artikel 32 van de
Organieke Statuten van de NBB uit te keren bedrag.”
Verder is de ECB duidelijk dat de
betaling van die 24,4 miljoen euro niet strookt met de nieuwe wetgeving:
“Aangezien
deze verplichting formeel niet strookt met de (nieuwe) winstverdelingsregels
van artikel 32 van de Organieke Statuten van de NBB doet intrekking ervan het
risico van inconsistente winsttoedeling teniet. De winsten zullen nu
uitsluitend onderworpen zijn aan de Organieke Statuten van de NBB.”
Doch de ECB kan de absurde
situatie toch laten passeren omdat de ECB begrepen heeft dat die onnozelheid
ondertussen werd beëindigd op 1 januari 2012:
“Daarenboven
begrijpt de ECB dat de overeenkomst tussen de NBB en het Ministerie van
Financiën met de details inzake de toepassing van artikel 3, onder b) van de
Wet inzake de sanering van de balans van de NBB, werd beëindigd.”
Dit document van de ECB toont
aan:
- Dat de Nationale Bank en minister Vanackere de ECB bewust valse informatie toegespeeld hebben;
- Dat de ECB in de mening verkeert dat die betaling van die 24,4 miljoen euro op 1 januari 2012 werd stopgezet!
Aangezien de toenmalige minister
van Financiën Steven Vanackere momenteel directeur van de Nationale Bank is kan
hij misschien deze onwelriekende zaak toelichten:
Waarom loog U tegen de ECB dat
die betaling van 24,4 miljoen euro sowieso in de Schatkist zou gestort worden
via de winstverdeling?
Waarom liet U de ECB in de waan
dat die betaling vanaf 1 januari 2012 zou stopgezet worden?
Hoe is het in godsnaam mogelijk
dat die betaling, volgens de informatie van de ECB stopgezet op 1 januari 2012,
in 2019 nog steeds betaald werd?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten