maandag 30 april 2012

1925-1926 deel 3

Intussen was het klimaat op de valutamarkten omgeslagen onder invloed van het doortastende beleid van Francqui.
Na een dieptepunt van 217 frank per pond in juli, herstelde de frank zich geleidelijk naar een niveau van ongeveer 175 frank, het peil dat Francqui voor ogen had als stabilisatiekoers.
De tijd was dus aangebroken om opnieuw onderhandelingen op te starten over een grote langlopende buitenlandse lening.
Anders dan een half jaar eerder verliepen die gesprekken vrij vlot.
De Belgische Staat kreeg van een consortium van internationale bankiers een dertigjarige lening van 100 miljoen dollar tegen 7 procent.
Daarnaast verklaarden een aantal westerse circulatiebanken zich bereid een krediet van 50 miljoen dollar ter beschikking te stellen van de NBB.
Alle voorwaarden waren dus vervuld om over te gaan tot een officiële muntstabilisatie en het herstel van de goudconvertibliteit.
Krachtens het koninklijk besluit van 25 oktober 1926 werd 1 frank gelijkgesteld aan 0,0418422 gram zuiver goud (nvdr dit was een afgrijselijke devaluatie met ongeveer 86%, voorheen was 1 frank gelijk aan 0,29 gram fijn goud!!!!).
Tegenover het pond sterling gaf dit een spilkoers van 175 frank, wat neerkwam op een devaluatie tot een zevende van zijn vooroorlogse waarde.
De onmiddellijk opvraagbare verplichtingen van de NBB moesten voortaan voor tenminste 40% gedekt zijn door goud of gouddeviezen.
Anders dan tijdens de vooroorlogse situatie kon de minister van Financiën geen lagere dekkingsgraad meer toestaan.
De reserves van de Bank, die zwaar waren aangetast door de opeenvolgende speculatieve aanvallen tegen de frank werden op twee manieren aangevuld.
Ten eerste droeg de Staat de netto-opbrengst van de pas afgesloten internatiotionale lening over aan de Bank.
Ten tweede stond de edelmetaalvoorraad van de Bank nog steeds geboekt tegen de vooroorlogse waarde. Ooit de uit de herwaardering van de metaalreserves voortvloeiende winst werd door de overheid goeddeels aan de Bank afgestaan.
Met beide operaties loste de Staat terzelfdertijd haar schulden tegenover de Bank in aanzienlijke mate af (nvdr onwaarschijnlijk maar waar de Staat leent geld van de NBB, komt eerst haar verplichtingen niet na en betaalt achteraf de lenig terug met geld dat 86% minder waard is!).
Daarmee kwam grotendeel een einde aan de nefaste verstrengeling van de overheidsfinanciën met de kredietverlening van de NBB. (De Bank, de frank en de euro pagina 115)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten