dinsdag 20 mei 2014

Schriftelijke vragen algemene vergadering NBB 26 mei 2014

Vraag 9
Had de Bank op 31 december 2013 nog goudleningen uitstaan?
Indien het antwoord op deze vraag bevestigend is:
a. Over hoeveel ton gaat het?
b. Aan welke partijen werd dit goud ontleent?
c. Welke vergoeding ontving de Bank voor deze dwaze praktijken?
d. Hoe werd die vergoeding verwekt in de boekhouding van de Bank?


Vraag 10
Op pagina 63 van het jaarverslag staat dat de Bank vorig jaar gemiddeld 24,1 ton goud uitleende tegen een onderpand van 103,9% van het kredietrisico.
a. Waar komt die 103,9% vandaan?
b. Hoe wordt die 103,9% bepaald?
c. Betekent dit dat de NBB, als ze honderd kilo goud uitleent, een onderpand ontvangt dat 103,9% waard is van de waarde van dat goud op dat ogenblik?
d. Bestaat dat onderpand uit activa zoals zilver, grondstoffen, schilderijen, oldtimers of andere waardevolle zaken? e. Waar vinden we dat onderpand terug op de balans?
f. Kunnen de onafhankelijke directeurs van de NBB aan de aandeelhouders zekerheid verschaffen dat het onderpand voor dat uitgeleende goud niet bestaat uit dubieuze staatsleningen waarvan de waarde uitgedrukt wordt in eenheden die door niets gedekt zijn?


Vraag 11
Mocht de NBB voor het uitlenen van ons goud toch dubieuze staatslening als onderpand hebben aanvaard: Hebben de onafhankelijke directeurs van de Bank ondertussen nog niet begrepen dat, in een wereld waar papiergeld enkel gedekt wordt door beloftes van politici en de centrale banken zoveel geld drukken als nodig om de korte termijnproblemen van die politici onder controle te houden, het bijzonder onverstandig is om fysiek goud uit te lenen met virtueel waardeloos overheidspapier als onderpand?


Vraag 12
In 1931 verliet het pond de gouden standaard en devalueerde het Britse pond met 30%. Als gevolg hiervan ging de Nationale Bank van België bijna kopje onder omdat de NBB veel te veel Britse ponden in haar reserves gestoken had. Het Britse Rijk garandeerde immers de omwisseling van ponden in goud zodat het Britse pond even goed was als goud en aangezien Britse obligaties rente opbrachten en goud niet dacht men bij de NBB dat ze het warm water uitgevonden hadden. Dit alles was een gevolg van het feit dat de Belgische politici in 1926 gouverneur Fernand Hautain, de allerlaatste onafhankelijke gouverneur van de NBB, geliquideerd hadden en hem vervangen hadden door Louis Franck, een Antwerps advocaat die totaal geen benul had van monetair beleid. Men zou denken dat men van dergelijke calamiteiten toch iets geleerd zou hebben maar dat is blijkbaar niet het geval. Is er bij de onafhankelijke directeurs van de NBB iemand die niet inziet dat het uitlenen van goud met papier als onderpand in feite identiek hetzelfde is als het aanhouden van Britse ponden met het gedacht dat die papieren ponden evenwaardig zijn aan goud?


Vraag 13
Op pagina 63 van het jaarverslag staat vermeld dat de goudvoorraad van de NBB met 24,9 kilogram daalde door de verkoop aan de Koninklijke munt van België. Hoe werd deze verkoop exact verwerkt in de boekhouding van de Bank?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten