woensdag 3 mei 2017

Algemene Vergadering vraag 6


Op pagina 21 van het jaarverslag van de Nationale Bank van België over 1948 staat een gedetailleerde tabel van het

“Goud· en deviezenbezit van de Nationale Bank (millioenen franken)”

Op pagina 76 van hetzelfde jaarverslag over 1948 wordt het helemaal interessant:

“Hierna volgt de vergelijking met de cijfers van vorig jaar 
31 December 1948 25 December 1947
Beschikbare goudvoorraad  fr. 27.333.965.142,07

Onbeschikbaar goudsaldo na herwaardering van de goudvoorraad (besluitwet n r 5 dd. 1 Mei 1944) .
Per 31 December 1948 zijn deze twee rubrieken samengebracht op een enkele rekening « Goudvoorraad », tengevolge van de aanwending van de passiefrekening « Schatkist : onbeschikbare rekening wegens herwaardering (besluitwet n' 5 van 1 Mei 1944) », tot de gedeeltelijke delging van de schuld van de Staat tegenover de Bank (zie commentaar volgende rubriek).”

Na de herwaardering van de goudvoorraad VAN DE BANK in 1944 was er een onbeschikbare reserverekening ontstaan waarop zich de fictieve “meerwaarde” van 10.493.184.844,77 frank bevond.  Eind 1948 wordt die onbeschikbare reserverekening bij de goudvoorraad van de Bank gevoegd tot de gedeeltelijke aflossing van de Schuld van de Staat aan de Bank.

Op pagina 53 van het jaarverslag over 1971 vinden we volgende duidelijke tabel terug:

Tabel 9. GOUDVOORRAAD EN NETTO DEVIEZENPOSITIE VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE (1)
In de loop van de maanden september tot december zijn de goud- en deviezenreserves van de Bank verminderd, hoewel deze laatste niet meer op de valutamarkt tussenbeide kwam, behalve in guldens. De goudvoorraad nam af met fr. 2 miljard, in hoofdzaak ten gevolge van de aflossing van in goud uitgedrukte schatkistcertificaten en van cessies aan De Nederlands che Bank ingevolge het monetaire Benelux-akkoord.

Op pagina 62 van het jaarverslag over 1972 begint de geschiedenisvervalsing:

Tabel 12. NATIONALE BANK VAN BELGIE: GOUD- EN DEVIEZENRESERVES


Gedurende 121 jaar, van 1850 tot en met 1971, werd de goudvoorraad en de deviezenpositie van de Nationale Bank van België weergegeven, vanaf 1972 wordt het een beetje onduidelijker.

Goudvoorraad en deviezenreserves van de Nationale Bank (1971)
versus
NATIONALE BANK VAN BELGIE: GOUD EN DEVIEZENRESERVES (1972)

Het lijkt een onooglijk belachelijk verschil doch het vormt de aanzet tot de plundering van de goudreserves van de Bank.

Gedurende meer dan 120 jaar was het met “goudvoorraad en deviezenreserves van de NBB” heel duidelijk van wie die activa waren.
Doch een dubbele punt tussen Nationale Bank en goud verandert alles.
Want met: NATIONALE BANK: GOUD EN DEVIEZENRESERVES
is het ineens niet meer duidelijk van wie die reserves zijn.

Zijn die reserves van de Bank of houdt de Bank die reserves aan voor de Belgische Staat?   Dankzij meer dan honderd jaarverslagen tot en met 1971 is het echt wel duidelijk van wie die reserves zijn en moeten we absoluut niet meer twijfelen.  Enkel onbetrouwbare huurlingen van politieke goudrovers zullen genoeg heldenmoed aan de dag leggen om te durven verklaren dat het goud van de NBB van de Staat is.

Tot 1927 zijn die reserves trouwens voor 100% eigendom van de privé aandeelhouders.  Toen kregen de Belgische politici schrik dat die privé aandeelhouders vroeg of laat de Nationale Bank zouden vereffenen en de reserves zouden verdelen en lieten ze een wet stemmen waarbij de Staat bij vereffening van de Bank recht zou hebben op 3/5 van de reserves.

A.    In het licht van de hierboven citaten uit de jaarverslagen van de Bank: Kan de Regentenraad voor eens en voor altijd duidelijkheid verschaffen over hetgeen er de voorbije dertig jaar is gebeurd?
B.     Als in 1948 een onbeschikbare reserverekening van 10,5 miljard frank bij de goudreserve van de Bank wordt gevoegd om een deel van de schuld van de Staat aan de Bank af te lossen:  Is er dan nog één regent die durft beweren dat hij twijfelt over wie eigenaar is van het goud van de Bank?
C.     Hoe het mogelijk is dat 82,7% van het goud van de Bank werd verkocht tegen bradeerprijzen?
D.    Hoe valt te verklaren dat er meer dan negen miljard euro van een onbeschikbare reserverekening, afkomstig van die goudverkopen, aan de Staat werd uitgekeerd zonder dat de privé aandeelhouders ook maar één cent ontvingen?

E.     Kunnen de antwoorden op deze eenvoudige vragen duidelijk genotuleerd worden zodat onzinnige discussies hierover in de toekomst vermeden kunnen worden?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten