maandag 11 mei 2020

AV Nationale Bank schriftelijke vragen 20 tot 24


Vraag 20

Vorig jaar bepaalde de directie de waarde van de participatie van de Bank in de Bank voor Internationale Betalingen voorzichtig op ongeveer 5.400 euro per aandeel Nationale Bank.

Gelet op de positieve resultaten van de BIB vorig jaar:

Hoeveel is de geschatte huidige waarde van de participatie van de Bank in de BIB per aandeel Nationale Bank?




Vraag 21

Het goud van de Bank;

De participaties in de ECB, IMF…;

De gebouwen;

De reserves;

Eventuele andere activa die toekomen aan alle aandeelhouders van de Bank.


Kan de directie een correct beeld geven van de waarde van de deze activa per aandeel Nationale Bank?



Vraag 22

Opnieuw stel ik vast dat het eerste dividend, het belangrijkste dividend voor de privé aandeelhouders van de NBB, nog steeds op hetzelfde niveau staat als in 1851.  Op het moment dat de Nationale Bank van België werd opgericht bestond er geen inflatie en stond het begrip inflatie gelijk met monetaire ketterij, dit zou zo blijven tot 1914.  Na de Eerste Wereldoorlog werd inflatie ingevoerd om de schulden van de oorlog weg te inflateren.  Sindsdien werd alles in en rond de NBB, inclusief de verloning van de directieleden, aangepast aan de evolutie van de inflatie behalve het eerste dividend voor de aandeelhouders.  In 1850 stond 1,5 euro gelijk aan twee maandlonen van een gemiddelde arbeider, vandaag is anderhalve euro

In 1850 werd de verloning van de gouverneur van de Bank bepaald op 458,6 euro per jaar, het eerste (gegarandeerde) dividend op 1,5 euro per jaar. Vandaag strijkt de gouverneur een slordige 500.000 euro per jaar op terwijl de aandeelhouders nog steeds 1,5 euro per aandeel krijgen. 

a.    Wanneer gaat dit eerste dividend aangepast worden aan de evolutie van de koopkracht?

b.    Indien de onafhankelijke directeurs van mening zijn dat het eerste dividend voor de privé aandeelhouders behouden moet blijven op het niveau van 1851: Zou het dan niet wenselijk zijn dat de vergoedingen die de onafhankelijke directeurs van de Bank ontvangen eveneens naar het niveau van 1851 gebracht worden zodat de onafhankelijke directeurs en de privé aandeelhouders op dezelfde voet behandeld worden?


Vraag 23

Toen de beruchte 3%-regel ingevoerd werd en er geen inflatie bestond, was die 3%-regel verdedigbaar.  De opbrengst van 3% op de activa volstond ruimschoots om de belangen van de Bank en haar aandeelhouders te verdedigen.  Voor de mensen die de geschiedenis van de NBB niet zo goed kennen: de 3%-regel bepaalde dat alle opbrengsten van de rentedragende activa, die boven de drie procent lagen automatisch toekwamen aan de Staat.  Je kunt je voorstellen wat dit betekende toen de intresten 14% en meer bedroegen. Toen vanaf 1914 het inflatiebeest werd losgelaten om de stijgende staatsschulden weg te inflateren, werd die 3%-regel deel van het sluipende onteigeningsproces zonder compensatie.  Ieder jaar dat de inflatie hoger lag dan 3% werden de aandeelhouders van de Bank in feite bestolen.  Voor de Staat was het echter een kassa-kassa regeling.  Doch toen wijlen Luc Coene in 2008/2009 in de gaten kreeg dat we richting extreem lage rentes afstevenden werd in een recordtempo de 3%-regel afsgeschaft en een systeem van winstverdeling op poten gezet die de gepolitiseerde eigenbelangers van de Regentenraad de mogelijkheid gaf om de winst totaal willekeurig te verdelen en er voor te zorgen dat de Staat ieder jaar toch een onevenredig deel van de winst zou blijven incasseren.  Immers, had de 3%-regel nog in voege geweest zou de Belgische Staat de voorbije jaren nog enkel het gewone dividend ontvangen omdat de opbrengsten van de rentedragende activa onder de 3% lagen.  Een mooier voorbeeld van oplichting en machtsmisbruik kun je je moeilijk inbeelden.


Bij de jongste grote onteigening zonder compensatie in 2009 heeft men alles in het werk gesteld om het dividend van de aandeelhouders zo laag mogelijk te houden en de jaarlijkse schenking aan de Staat te maximaliseren. Nadat de aandeelhouders jarenlang beroofd werden door de onrechtvaardige 3%-regel werden nogmaals gepluimd op het moment dat de rente onder die drie procent zou duiken.  Ondertussen krijgen de aandeelhouders nog steeds geen vergoeding voor het “gratis” gebruik van het onroerend goed van de Bank.

Vraag:

Wanneer gaat men voor de berekening van de opbrengsten van de activa, die toebehoren aan de aandeelhouders,  rekening houden met een faire vergoeding voor het gebruik van het vastgoed van de Bank zodat hierdoor het tweede dividend substantieel verhoogd kan worden?





Vraag 24
De voorbije acht jaar stelde ik tijdens de algemene vergadering gerichte vragen over de vertegenwoordiging van vrouwen aan de top van de Bank.  Ieder jaar gaf de directie toe dat vrouwen ondervertegenwoordigd waren op de hoogste niveaus doch dat daar verandering in zou komen. 

Na de absurde en onbegrijpelijke politieke benoeming van Steven Vanackere tot directeur bij de Nationale Bank beseften de hoge Heren van de NBB dat ze al jaren de wetgeving in verband met de vertegenwoordiging van vrouwen niet respecteerden.  Voor halfgoden, die zich niet aan regels gebonden voelen, is dit uiteraard een onaangenaam ontwaken en zoals steeds werd er razendsnel een nieuwe wet gemaakt om de illegale situatie op het corrupte-Regentenraad-niveau alsnog een legaal tintje te geven.

Op 28 juli 2011 ondertekende koning Albert II een wet die bepaalt dat een derde van de leden van een beursgenoteerde vennootschap van een ander geslacht moet zijn dan de overige twee derde.  Tot nader order betekent dit dat één op drie leden van de raad van bestuur een vrouw moet zijn.

Bij de beursgenoteerde Nationale Bank is de Regentenraad wat de raad van bestuur is in andere beursgenoteerde vennootschappen.  Met één vrouw op zestien leden vertegenwoordigde die ene vrouw vorig jaar slechts zes procent van de leden van de raad van bestuur.

Als het over de plundering van de reserves en de systematische discriminatie van de privé aandeelhouders gaat verschuilt de directie zich al twintig jaar achter: “Het is de wet, wij respecteren de wet”.  Als het een eenvoudige wet betreft, om discriminatie van vrouwen tegen te gaan, blijkt de wet blijkbaar niet meer zo belangrijk.

Doch, zoals ik reeds sinds 2014 blijf herhalen, het probleem situeert zich niet alleen op het directieniveau, over gans de lijn is de vertegenwoordiging van dames in de hoogste regionen van de Bank onwaarschijnlijk laag.  Begin vorig jaar was de situatie als volgt:

Directie: nul vrouwen op zes is nul procent;

Regentenraad:  1 vrouw op 16 =  6%;

College van censoren: 2 dames op 10 =  20%;

Departement chefs: 1 vrouw op 11 =  9%;

Autonome diensten: 1 vrouw op 12 =  8%;

Algemene diensten:  2 vrouwen op 23 = 9%;

Dienstchefs:  6 dames op 26 =  23%;

Eerste 70 senior staffleden: 4 dames op 70 = 6%.

De ondervertegenwoordiging van het vrouwelijke geslacht op de hoogste echelons blijkt zodoende niet enkel een probleem binnen de directie van de Bank maar een systematische, historisch gegroeide discriminatie.

Vragen:

Hoe past dit beschamende verhaal in het epistel over deugdelijk bestuur in het jaarverslag?

Hoe is het vandaag gesteld met de vertegenwoordiging van vrouwen in de top honderd van de Bank?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten