dinsdag 20 mei 2014

Schriftelijke vragen Algemene Vergadering Nationale Bank 26 mei 2014

Vraag 21

Over 2013 realiseerde de Bank een nettowinst van 947 miljoen euro, berekende de onafhankelijke regentenraad het aandeel Belgische Staat op 677 miljoen euro, ging er 236,7 miljoen naar de reserves en ontvingen de privé aandeelhouders bruto 33 miljoen euro. Na aftrek van de roerende voorheffing is dat 24,75 miljoen euro of exact 1,5% meer dan die 24,4 miljoen euro die de onafhankelijke directeurs van de NBB gedurende meer dan twintig jaar jaarlijks aan de Staat uitkeerden op basis van een schuld van de Staat aan de Bank.
a. Kan de willekeur en het machtsmisbruik bij de Nationale Bank van België nog beter geïllustreerd worden?
b. Kan één van de onafhankelijke directeurs ergens een beter voorbeeld van de door hen tentoongespreide willekeur vinden?


Vraag 22

Opnieuw stel ik vast dat het eerste dividend, het belangrijkste dividend voor de privé aandeelhouders van de NBB, nog steeds op hetzelfde niveau staat als in 1851. Op het moment dat de Nationale Bank van België werd opgericht bestond er geen inflatie en stond het begrip gelijk met monetaire ketterij, dit zou zo blijven tot 1914.
a. Wanneer gaat dit eerste dividend aangepast worden aan de evolutie van de koopkracht?
b. Indien de onafhankelijke directeurs van mening zijn dat het eerste dividend voor de privé aandeelhouders behouden moet blijven op het niveau van 1851: Zou het dan niet wenselijk zijn dat de vergoedingen die de onafhankelijke directeurs van de Bank ontvangen eveneens naar het niveau van 1851 gebracht worden zodat de onafhankelijke directeurs en de privé aandeelhouders op dezelfde voet behandeld worden?
c. Wanneer gaat men voor de berekening van de opbrengsten van de activa, die toebehoren aan de aandeelhouders, rekening houden met een vergoeding voor het gebruik van het vastgoed van de Bank?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten